Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:142
Zaaknummer
22-519/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 juli 2022 in de zaak 22-519/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 28 juni 2022 met kenmerk 1527272/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 20 juli 2022.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft een geschil gehad met zijn verhuurder. Verweerster stond de verhuurder in dat geschil bij. 1.2 Bij (ook) per e-mail gestuurde brief van 14 februari 2018 heeft verweerster klager onder meer geschreven: “Cliënte deelde mij mee dat zij – sinds u als huurder bent aangetreden – een groot aantal klachten heeft gekregen van buurtbewoners, maar ook van haar andere huurders. Deze klachten omvatten onder meer geluidsoverlast, pesterijen, inbraak, geweldsbedreiging en het afsluiten van energie en gas in naastgelegen huurobjecten (…) Tevens heb ik vernomen dat de politie inmiddels een aanzienlijk aantal meldingen over uw handelswijze in – en om de onderhavige panden heeft ontvangen. Eén en ander zou zelfs al zijn doorgedrongen tot de lokale politiek, waar men zich bezint over de wijze waarop zij de veelvuldige ongeregeldheden rondom de door u gehuurde ruimten kan bestrijden. Zoals u wellicht weet dient u zich als huurder te gedragen zoals het een goed huurder betaamt. Uit de tot mijn beschikking gestelde documenten blijkt bepaald niet dat u deze verplichting naleeft. (…) Voor cliënte is de maat vol en is een voortzetting van de huurovereenkomsten geen optie meer. Ik heb derhalve opdracht gekregen om een juridische procedure te starten teneinde de door u gehuurde ruimten zo spoedig mogelijk te ontruimen – en om de huurovereenkomsten op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden.” 1.3 Op 3 april 2018 heeft verweerster klager namens de verhuurder in kort geding gedagvaard en onder meer gevorderd hem te veroordelen het door hem gehuurde te ontruimen. Bij vonnis in kort geding van 30 april 2018 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen. Bij arrest van 30 juni 2019 heeft het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. 1.4 Op 27 september 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster heeft in haar brief van 14 februari 2018 stellingen ingenomen waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die onjuist waren. b) Verweerster heeft in de dagvaarding van 3 april 2018 stellingen ingenomen waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die onjuist waren en informatie achtergehouden voor de rechter.
3 VERWEER 3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 4.2 De klacht ziet op de inhoud van de brief van verweerster van 14 februari 2018 en op de inhoud van de dagvaarding van 3 april 2018. Klager heeft erkend dat hij deze stukken omstreeks 14 februari 2018 respectievelijk 3 april 2018 heeft ontvangen. Door hierover pas op 27 september 2021 een klacht in te dienen, heeft klager de termijn van artikel 46g lid 1, onder a Advocatenwet overschreden. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, is niet gebleken. Dat het klager, zoals hij stelt, pas in oktober 2018 duidelijk zou zijn geworden hoe de vork in de steel zit omtrent de vergunningen van de gemeente doet aan het voorgaande niet af. Dit doet immers niets af aan het feit dat klager al in februari respectievelijk april 2018 bekend met de brief en de dagvaarding van verweerster en hij toen al wist dat hij het niet met de inhoud daarvan eens was. 4.3 De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen niet-ontvankelijk is.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, in beide onderdelen niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 juli 2022