Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:113
Zaaknummer
22-430/DB/OB
Inhoudsindicatie
Verzoek tot opheffing schorsing ex artikel 60b lid 7. Gelet op de door verzoekster aan de raad overgelegde stukken, de tussen de deken, verzoekster en mr H gemaakte afspraken en door de deken ter zitting gegeven visie op het verzoek tot opheffing geen aanleiding om de door de raad aan verzoekster opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk te laten voortduren. De Advocatenwet biedt geen mogelijkheid om de schorsing voorwaardelijk op te heffen dan wel naast de opheffing van de schorsing voorzieningen te treffen. De raad heft de schorsing op en wijst het verzoek van de deken om aan de opheffing van de schorsing voorwaarden te verbinden dan wel voorzieningen te treffen af.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 12 juli 2022
in de zaak 22-430/DB/OB
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60b lid 7 Advocatenwet
van
verzoekster
tot opheffing van de op verzoek van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
door de raad bij beslissing van de aan verzoekster opgelegde schorsing voor onbepaalde tijd (zaaknummer 22-189/DB/OB)
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 20 mei 2022, door de raad per e-mail op 20 mei 2022 ontvangen, heeft verzoekster een verzoek op grond van artikel 60b lid 7 Advocatenwet bij de raad ingediend.
1.2 De griffier van de raad heeft verzoekster en de deken per aangetekende e-mail van 23 mei 2022 opgeroepen om op de zitting van de raad van 31 mei 2022 te verschijnen.
1.3 Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 31 mei 2022 in aanwezigheid van verzoekster en de deken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De raad heeft de behandeling van het verzoek ter zitting aangehouden tot 12 juli 2022 en heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 7 dagen voor 12 juli 2022 een plan van aanpak aan de raad te overleggen. De griffier van de raad heeft verzoekster en de deken per aangetekende e-mail van 31 mei 2022 opgeroepen om op de zitting van de raad van 12 juli 2022 te verschijnen. De behandeling van het verzoek is op de zitting van de raad van 12 juli 2022 in aanwezigheid van verzoekster en de deken voortgezet.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van verzoekster, de e-mails van verzoekster van 23 mei, 22 en 23 juni, 1 en 6 juli 2022, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uit van de volgende feiten:
2.1 Op 4 maart 2022 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, verder te noemen de deken, een verzoek ex artikel 60 b Advocatenwet bij de raad ingediend. Het verzoek is behandeld op de zitting van de raad van 28 maart 2022 in aanwezigheid van de deken en de adjunct-secretaris van het bureau van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant. Verzoekster is ter zitting niet verschenen. Verzoekster heeft evenmin gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid om voor 18 maart 2022 schriftelijk te reageren op het verzoek van de deken.
2.2 De raad van discipline heeft bij beslissing van 28 maart 2022, welke beslissing op 1 april 2022 op schrift is gesteld en op 4 april 2022 verzonden, het verzoek van de deken toegewezen en verzoekster op grond van het bepaalde in artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk geschorst.
2.3 Verzoekster heeft bij brief van 20 mei 2022 aan de raad verzocht om de schorsing op te heffen. Verzoekster heeft haar verzoekschrift per email van 23 mei 2022 aan de raad aangevuld. De raad heeft het verzoek op 31 mei 2022 behandeld. De raad heeft verweerster in de gelegenheid gesteld om een plan van aanpak aan de raad te overleggen en de behandeling van het verzoek aangehouden tot 12 juli 2022.
2.4 Verzoekster heeft de volgende stukken toegezonden aan de raad:
- per email van 22 juni 2022 een plan van aanpak, met bijlagen;
- per e-mail van 23 juni 2022 een verklaring van de belastingdienst;
- per e-mail van 1 juli 2022 een handgeschreven notitie van de behandelend psychiater aan de huisarts;
- per e-mail van 6 juli 2022 een aangepast plan van aanpak met als bijlagen een medische machtiging van verzoekster aan haar huisarts, een door verzoekster en mr H gesloten overeenkomst strekkende tot kantoorwaarneming en een door verzoekster aan mr H verleende algemene waarnemingsvolmacht.
2.5 Op 5 juli 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster, de deken en mr H. Tijdens dit gesprek zijn afspraken gemaakt, welke hebben geleid tot de door verzoekster per e-mail van 6 juli 2022 aan de raad toegezonden stukken.
2.6 De raad heeft de behandeling van het verzoek op 12 juli 2022 voortgezet. De deken heeft ter zitting verklaard dat hij, met inachtneming van de overgelegde stukken en de op 5 juli 2022 met verzoekster gemaakte afspraken, geen bezwaar heeft tegen opheffing van de schorsing. De deken verzocht de raad aan de opheffing voorwaarden te verbinden strekkende tot zekerheid van de naleving van de met verzoekster gemaakte afspraken.
3 VERZOEK
3.1 Verzoekster verzoekt de raad om de schorsing van verzoekster voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60b Advocatenwet op te heffen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad heeft kennis genomen van de door verzoekster aan de raad overgelegde stukken, de tussen de deken, verzoekster en mr H gemaakte afspraken en door de deken ter zitting gegeven visie op het verzoek tot opheffing. De raad ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om de bij beslissing van 28 maart 2022 door de raad aan verzoekster opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk te laten voortduren en zal daarom de schorsing opheffen.
4.2 De Advocatenwet biedt geen mogelijkheid om de op grond van het bepaalde in artikel 60b Advocatenwet aan verzoekster opgelegde schorsing voorwaardelijk op te heffen dan wel naast de opheffing van de schorsing voorzieningen te treffen. De raad wijst het verzoek van de deken om aan de opheffing van de schorsing voorwaarden te verbinden dan wel voorzieningen te treffen daarom af.
BESLISSING
De raad van discipline:
heft de schorsing van verzoekster voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60b Advocatenwet op;
wijst het verzoek van de deken om aan de opheffing van de schorsing voorwaarden te verbinden dan wel voorzieningen te treffen af.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken op 12 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 15 juli 2022