Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:139
Zaaknummer
22-332/A/A
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing; Gedeeltelijk gegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerster is ten onrechte afgegaan op het woord van een woordvoerder van klaagster dat zij het dossier mocht sluiten zonder dit bij klaagster zelf na te vragen en dit evenmin schriftelijk aan klaagster te bevestigen. Nu verweerster zelf ook heeft erkend dat dit verkeerd was en zij haar excuses hiervoor heeft aangeboden, volstaat de raad met het opleggen van de maatregel van waarschuwing met kostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 11 juli 2022
in de zaak 22-332/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1. Verloop van de procedure
1.1 Op 4 januari 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 19 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1675200/EJH/YH/AvO van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 juni 2022. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 In juni 2015 is klaagster met haar gezin (man en vier kinderen) naar Marokko afgereisd voor, naar zij dacht, een vakantie. De toenmalige echtgenoot van klaagster (hierna: de man) bleek het gezin echter buiten medeweten van klaagster te hebben uitgeschreven uit Nederland om te remigreren naar Marokko. De man was in het bezit van de paspoorten van het gehele gezin.
2.3 Klaagster is met een noodpaspoort en visum zonder kinderen teruggekeerd naar Nederland, waar zij zich in november 2015 weer heeft ingeschreven. Op 3 december 2015 heeft klaagster aangifte gedaan van onttrekking aan het gezag.
2.4 Op 14 maart 2016 heeft klaagster een echtscheidingsverzoek ingediend. De echtscheiding is bij beschikking van 11 januari 2017 uitgesproken en hierin is het eenhoofdig gezag over de kinderen aan klaagster toebedeeld. Op 19 juli 2017 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5 In juni 2017 heeft klaagster zich tot verweerster gewend met het doel haar kinderen naar Nederland te laten komen. Op 29 juni 2017 hebben klaagster en verweerster met elkaar over klaagsters zaak gesproken.
2.6 Bij e-mail van 12 maart 2018 heeft een medewerkster van stadsdienst Enkhuizen namens klaagster contact met verweerster opgenomen. Hierin schrijft zij onder meer: “(…) [Klaagster] probeert contact met u te krijgen (…) maar dit is tot op heden niet gelukt. Zij denkt dat u boos bent op haar wegens het nog niet betalen van de rekening. Ik heb aangegeven dat ik denk dat u druk bent en dat het daar niet mee te maken heeft, echter voor uw wetenschap; De aanvraag voor bijzondere bijstand voor vergoeding eigen bijdrage is gedaan er is echter nog geen uitkomst van. voorloopt volgt dit snel zodat zij u kan betalen wat er verschuldigd is. (…)”
2.7 Op 3 april 2018 heeft klaagster verweerster een eigen bijdrage ter hoogte van € 143,- betaald en op 5 juni 2018 heeft nog een overleg plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster.
2.8 Bij e-mail van 12 juli 2018 heeft verweerster klaagster het volgende bericht gestuurd: “(…) Helaas kan ik nog niets nieuws melden over de procedure in Marokko. Ik ben nu een week weg. U zult van mij hoop ik snel na 23 juli iets van mij horen. (…)”
2.9 Eind 2018 heeft verweerster naar haar zeggen van de heer S, die klaagster hielp met de Nederlandse taal, telefonisch vernomen dat klaagster een andere advocaat in de arm had genomen, waarna verweerster het dossier heeft gesloten.
2.10 Op 10 mei 2021 heeft klaagster opnieuw contact met verweerster opgenomen. Verweerster heeft toen het dossier opnieuw bestudeerd en klaagster uitgenodigd voor een gesprek op haar kantoor. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 28 juni 2021. Klaagster heeft tijdens dat gesprek te kennen gegeven niets te weten van de mededeling van de heer S.
2.11 Bij brief van 1 juli 2021 heeft verweerster de inhoud van het gesprek van 28 juni 2021 aan klaagster bevestigd. Verweerster schrijft hierin, onder meer, het volgende: “(…) Er was niet iets wat ik kon doen. Ik was in afwachting van het adres. Het laatste wat ik wat [de raad leest: van] u heb gehoord was een telefoontje van de heer [S]. Deze heer [S] belde steeds namens u omdat u de Nederlandse taal niet goed machtig was. U had mij toestemming gegeven om met hem te spreken. De heer [S] heeft mij in dat telefoongesprek meegedeeld dat u een andere advocaat zou nemen. Ik heb hem gezegd dat deze dan natuurlijk contact met mij kon opnemen. Daarna heb ik niets meer vernomen. Ik heb de zaak afgesloten. Nu ik alles nogmaals heb bekeken kom ik tot de conclusie dat ik ook nu niets kan doen om de kinderen naar Nederland te laten komen. U heeft mij gezegd dat u mij niet lastig wilde vallen en daarom al die tijd geen contact heeft opgenomen. U bent erg bedroefd over mijn mededeling dat ik geen mogelijkheid zie om via een procedure uw kinderen naar Nederland te laten komen. Dat begrijp ik. (…)”
2.12 Bij e-mail van 27 september 2021 heeft klaagster verweerster het volgende bericht gestuurd: “(…) ik wil mijn geld terug van alles wat u door mij ontvangen omdat hebt u helemaal niks voor me gedaan laat me graag weten of u akkoord bent of niet anders ga ik klacht indienen bij de deken van de orde van advocaten.”
2.13 Bij e-mail van 28 september 2021 heeft verweerster klaagster als volgt geantwoord: “(…) Ik begrijp heel goed dat u teleurgesteld bent over het resultaat van mijn bijstand. Ik heb naar mijn mening gedaan wat ik moest doen. U voelt dat alsof dat ik niets voor u heb gedaan en wilt uw geld terug. Ik vind het vervelend dat u dreigt met het indienen van een klacht. U had er gewoon om kunnen vragen, dat had hetzelfde resultaat gehad. (…) Ik ben bereid u het bedrag van € 143,- terug te betalen, ook al ben ik dat absoluut niet verplicht. (…)”
2.14 Bij e-mail van 22 december 2021 heeft klaagster als volgt gereageerd:“Al het geld van de wereld zal mijn schok niet goedmaken. Ik probeerde je te vergeven en te vergeten, maar ik kan het niet. en Bedankt dat je hebt geaccepteerd om terug te betalen wat ik heb betaald, maar ik zal mijn gevoel van onrechtvaardigheid echt niet kunnen vergeten.”
2.15 Op 4 januari 2022 heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerster ingediend.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
(a) Verweerster heeft zonder verzoek van klaagster daartoe het dossier van klaagster gesloten;
(b) Verweerster heeft niets voor klaagster gedaan.
4. VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals met betrekking tot het procesrisico en het kostenrisico- waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).
Klachtonderdelen a) en b)
5.2 De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Ter toelichting op haar klachten heeft klaagster het volgende aangevoerd. Klaagster heeft verweerster ingeschakeld om te bewerkstellingen dat haar kinderen weer naar Nederland zouden komen. Door stopzetting van het salaris van de man zou dit kunnen worden gerealiseerd. Verweerster heeft echter zowel voor als na betaling van de eigen bijdrage niets voor klaagster gedaan en haar kinderen verblijven nog steeds in Marokko. Klaagster mocht geen contact met verweerster opnemen; verweerster zou klaagster informeren indien dat nodig was. Verweerster heeft klaagsters dossier gesloten zonder dat klaagster daartoe een verzoek heeft gedaan. Verweerster had niet op de mededeling van heer S mogen afgaan bij het overgaan tot sluiting van het dossier. Anders dan verweerster stelt, was de heer S niet de woordvoerster van klaagster, maar slechts een vertaler. Verweerster heeft klaagster bovendien ook na sluiting van het dossier niet geïnformeerd hierover.
5.3 Verweerster voert het volgende aan. Zij vindt het vreselijk hoe de zaak met klaagster is gelopen. Klaagster heeft zich in juni 2017 tot verweersters kantoor gewend met het verzoek om haar kinderen naar Nederland te halen. Om vervolgstappen in klaagsters zaak te kunnen zetten, had verweerster het adres van de man in Marokko nodig. Dit heeft verweerster met klaagster besproken, maar klaagster durfde of wilde het adres niet via familie in Marokko achterhalen. Zonder dat adres kon verweerster weinig voor klaagster doen. Verweerster betwist dat klaagster geen contact met haar mocht opnemen. Eind 2018 belde de heer S met de mededeling dat klaagster een andere advocaat in de arm had genomen. Volgens verweerster was de heer S steeds de woordvoerder van klaagster en heeft zij verweerster toestemming gegeven om de zaak met hem namens haar te bespreken. Verweerster is dan ook van mening dat zij ervan mocht uitgaan dat het bericht over de advocaatwijziging van klaagster afkomstig was. Verweerster heeft gelet op de mededeling van de heer S het dossier van klaagster gesloten. Daarna heeft verweerster tweeëneenhalf jaar niets van klaagster vernomen, totdat klaagster op 10 mei 2021 weer contact met haar opnam. Verweerster heeft klaagster toen uitgelegd dat zij het dossier had gesloten na de mededeling van de heer S over de advocaatwijziging. Verweerster erkent dat het fout is geweest dat zij de sluiting van het dossier niet (direct) schriftelijk aan klaagster heeft bevestigd. Dit had zij wel moeten doen en hiervoor heeft verweerster klaagster haar excuses aangeboden.
5.4 De raad overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a) dat een advocaat gehouden is belangrijke afspraken en beslissingen, waaronder ook het sluiten van een dossier, schriftelijk vast te leggen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Wanneer een advocaat dit nalaat, dienen de gevolgen hiervan voor rekening en risico van de advocaat te komen. De raad acht het op grond van het klachtdossier en hetgeen verweerster ter zitting naar voren heeft gebracht, op zichzelf genomen aannemelijk dat verweerster in de veronderstelling verkeerde dat de heer S, niet slechts klaagsters tolk, maar de woordvoerder van klaagster was en zij met hem de zaak mocht bespreken. Echter, het feit dat verweerster naar aanleiding van een mededeling van de heer S is overgegaan tot sluiting van klaagsters dossier, ontsloeg haar uiteraard niet van haar verplichting om dit schriftelijk aan klaagster te bevestigen, hetgeen verweerster ook zelf heeft erkend. Door dit nalaten heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster gehandeld. De raad acht klachtonderdeel a) dan ook gegrond.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat uit het voorgaande logischerwijs voortvloeit dat verweerster na sluiting van het dossier (eind 2018) geen werkzaamheden meer heeft verricht in klaagsters zaak. Voor wat betreft de periode voor sluiting van het dossier heeft verweerster toereikend aangevoerd dat zij wachtte op het adres van de man, dat klaagster haar moest verstrekken, en dat zij zonder dat adres weinig voor klaagster kon betekenen. Nu klaagster het adres van de man niet heeft verstrekt, kan verweerster niet worden tegengeworpen dat zij voor sluiting van het dossier niets voor klaagster heeft gedaan. Voor klaagsters stelling dat zij geen contact mocht opnemen met verweerster, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten, zodat de raad de juistheid van die stelling niet kan vaststellen. Gelet op deze omstandigheden acht de raad klachtonderdeel b) ongegrond.
6. MAATREGEL
6.1 De raad heeft klachtonderdeel a) gegrond verklaard. Nu verweerster zelf ook heeft erkend dat het verkeerd was om niet schriftelijk aan klaagster te bevestigen dat zij haar dossier heeft gesloten en verweerster haar excuses aan klaagster heeft aangeboden, volstaat de raad met het opleggen van de maatregel van waarschuwing.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klaagster,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. C.C. Horrevorts en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 11 juli 2022