Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:141
Zaaknummer
22-255/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft genoegzaam toegelicht waarom tussen de afgifte van de toevoeging en de betekening van de dagvaarding namens klager enkele maanden heeft gezeten. Een advocaat mag wachten op betaling van de eigen bijdrage. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 juni 2022 in de zaak 22-255/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 28 maart 2022 met kenmerk K 20/60, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Op 24 juni 2008 is klager betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarbij hij letsel heeft opgelopen. Sinds medio 2015 staat verweerder klager bij in de letselschadeprocedure. 1.2 Bij e-mail van 26 november 2019 heeft klager aan verweerder het volgende geschreven:
“Ik heb verleden week van uw secretaresse vernomen dat mijn aanvraag voor een toevoeging is goed gekeurd.
Graag ontvang ik van u uitgebreid informatie over procedures die ik tegen Aegon kan aangaan.”
1.3 Bij e-mail van 27 november 2019 heeft verweerder aan klager geschreven:
“De toevoeging is inderdaad verleend. De Raad voor Rechtsbijstand heeft wel een eigen bijdrage opgelegd van € 199,-.
Daarvoor zal ik u binnenkort een declaratie toesturen.”
1.4 Bij e-mail van 23 januari 2020 aan klager heeft verweerder de dagvaarding in concept toegezonden. Daarbij heeft hij het volgende geschreven:
“Graag verneem ik van u of u met deze conceptdagvaarding akkoord gaat. Zo ja, dan zal ik de conceptdagvaarding definitief maken en versturen aan de deurwaarder met een verzoek voor betekening van de dagvaarding te zorgen. (…)”
1.5 Bij e-mail van 30 januari 2020 heeft klager aan verweerder geschreven dat de dagvaarding naar de rechtbank verzonden kon worden. 1.6 Bij e-mail van 14 februari 2020 heeft verweerder klager geattendeerd op de betaling van de verschuldigde eigen bijdrage. 1.7 Bij e-mail van 11 maart 2020 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:
“Uw e-mail van gisteren ontving ik in goede orde. De dagvaarding kan ik u toesturen, maar u reageerde nog niet op mijn eerdere e-mail van 14 februari 2020 waarin ik u verzocht om de betaling van mijn declaratie in verband met de eigen bijdrage.
Wilt u zo vriendelijk zijn om de eigen bijdrage alsnog te betalen? Alvast mijn dank daarvoor. Na ontvangst van uw betaling, stuur ik u de conceptdagvaarding toe.”
1.8 Bij e-mail van 15 maart 2020 aan verweerder heeft klager als volgt gereageerd:
“Op 23.01.2020 kreeg ik de zogeheten dagvaarding in het concept van u en ik ging van uit dat u dat reeds verstuurd heeft aan de rechtbank.
Bovendien als eigenbijdragen de enige obstakel was voor u om de dagvaarding niet toe te zenden dan had u mij veel eerder moeten benaderen
Uw rekening wordt op 23e aan u overgemaakt,
Graag verneem ik van u wanneer de dagvaarding toegezonden wordt.”
1.9 Bij e-mail van 24 maart 2020 aan verweerder heeft klager het volgende geschreven:
“Uw factuur is zojuist betaald, mocht u uiteindelijk zo ver zijn met de dagvaarding dan kunt dit aan de rechtbank toezenden. Hopelijk komt er geen uitstel meer want daar zit ik niet op te wachten.”
1.10 Bij e-mail van 16 april 2020 aan verweerder heeft klager het volgende geschreven:
“Het is inmiddels donderdag en ik heb tot de dag van vandaag niks van u vernomen en de originele dagvaarding nog niet per post in ontvangst genomen als verzendbewijs.
Graag wil ik van u weten wat de reden is van maanden lang uitstel en eindeloze vertraging met het opstarten van een procedure bij rechtbank
De dagvaarding inclusief de producties in het concept heb ik van u op 23-01-2020 per email ontvangen dus het is voor mij nog steeds ene raadsel waarom de dagvaarding tot de dag van vandaag niet toegezonden is aan de rechtbank.”
1.11 Op 24 april 2020 is de dagvaarding betekend. 1.12 Op 27 april 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) erg lang te doen over het opstarten van de dagvaardingsprocedure door de dagvaarding pas op 24 april 2020 te laten betekenen, terwijl de toevoeging al in november 2019 aan klager was verleend; b) slecht bereikbaar voor klager te zijn en niet op e-mails en/of terugbelverzoeken te reageren.
3 VERWEER Klachtonderdeel a) 3.1 De vertraging in de werkzaamheden is volgens verweerder voor een deel ook aan klager zelf te wijten geweest. Het heeft even geduurd voordat de toevoeging voor klager kon worden aangevraagd, omdat het lang duurde voordat klager de daartoe benodigde en gevraagde informatie aan verweerder kon toesturen. Op 27 november 2019 is de toevoeging verleend, maar klager heeft pas op 24 maart 2020 de eigen bijdrage aan verweerder betaald. Daarnaast is de vertraging in de behandeling van de zaak van klager volgens verweerder ook opgetreden door onderbezetting op kantoor vanwege het coronavirus. Daardoor liet het maken van de definitieve dagvaarding met producties wat langer op zich wachten. Al met al heeft dit niet tot een ernstige vertraging geleid omdat de dagvaarding een maand na betaling van de eigen bijdrage, op 24 april 2020, is betekend, aldus verweerder.Klachtonderdeel b) 3.2 Verweerder bestrijdt ten stelligste dat hij niet binnen een redelijke termijn heeft gereageerd op e-mails en/of terugbelverzoeken van klager.
4 BEOORDELING Ad klachtonderdeel a) 4.1 De voorzitter stelt voorop dat een advocaat gehouden is de hem opgedragen werkzaamheden met de nodige voortvarendheid voor zijn cliënt te verrichten. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder genoegzaam toegelicht waarom tussen de afgifte van de toevoeging en de betekening van de dagvaarding enkele maanden heeft gezeten. Een advocaat mag wachten met de start van zijn werkzaamheden totdat de cliënt de eigen bijdrage heeft betaald. Dat tussen de betaling van die eigen bijdrage door klager op 24 maart 2020 en de betekening van de dagvaarding een maand heeft gezeten, kan verweerder in de door hem geschetste omstandigheden niet worden aangerekend. Nu verweerder voldoende voortvarend de hem opgedragen werkzaamheden voor klager heeft verricht, is voor een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder geen plaats. Klachtonderdeel a) zal dan ook kennelijk ongegrond worden verklaard.Ad klachtonderdeel b) 4.2 De juistheid van het verwijt dat de communicatie door verweerder met klager onvoldoende was is, tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting daarvan door verweerder, niet vast te stellen. Niet is gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld, zodat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond zal worden verklaard.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 13 juni 2022