Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-07-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:136

Zaaknummer

21-854/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 juli 2022

in de zaak 21-854/A/A 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 december 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

 

Verloop van de procedure Op 27 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Op 21 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1450809/EJH/AS van de deken ontvangen. Bij beslissing van 6 december 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. Op 23 december 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 2 maart 2022 ontvangen. Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 juni 2022 . Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift . Daarnaast heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van de deken met bijlagen van 2 maart 2022.

 

VERZET De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Verweerder heeft zijn dossier te summier bestudeerd en heeft een foute beslissing genomen. Verder herhaalt klager zijn eerder geformuleerde bezwaren tegen het optreden van verweerder. Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

feiten en klacht Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

BEOORDELING  

Ontvankelijkheid verzet

Voordat de raad het verzet inhoudelijk kan beoordelen, moet de raad ambtshalve vaststellen of klager zijn verzet tijdig heeft ingediend. Op grond van artikel 46 lid 1 Advocatenwet kan klager tegen een beslissing van de voorzitter binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing verzet doen bij de raad van discipline. Uit de beslissing van de voorzitter blijkt dat deze op 6 december 2021 aan partijen is verzonden. Klager kon dus uiterlijk op 5 januari 2021 zijn verzetschrift bij de griffie van de raad indienen. De raad heeft het verzetschrift bij e-mail van de deken van 2 maart 2022 ontvangen. Uit de toelichting van de deken en de meegezonden brief met bijlagen van klager volgt het volgende. Klager heeft zijn verzetschrift op 23 december 2021 per aangetekende post -en met het juiste adres- aan de raad gezonden. Uit de scan van de retourenvelop en de daarbij behorende barcode volgt dat PostNL de brief vanwege een volgens PostNL verkeerd adres op 15 februari 2022 aan de afzender heeft geretourneerd. Klager heeft de deken vervolgens bij brief van 23 februari 2022 gevraagd het verzetschrift en de bewijzen van aangetekende verzending namens hem bij de raad in te dienen. Aan dit verzoek heeft de deken op 2 maart 2022 gehoor gegeven. De raad komt op grond van deze gang van zaken tot de slotsom dat klager zijn verzetschrift tijdig heeft ingediend en zijn verzetschrift aldus inhoudelijk kan worden behandeld.

Beoordeling van het verzet 

Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. Ten aanzien van de verzetgronden omschreven onder rechtsoverweging 2.1 overweegt de raad allereerst dat klager twee nieuwe bezwaren heeft geformuleerd tegen het optreden van verweerder, te weten dat verweerder het dossier te summier heeft bekeken en dat verweerder een verkeerde beslissing heeft genomen in zijn zaak. Deze nieuwe klachtonderdelen zijn niet door de deken beoordeeld en kan de raad derhalve niet in behandeling nemen. Het verzet is beperkt tot de klachtonderdelen die in de voorzittersbeslissing zijn beoordeeld. Ten aanzien van de door de voorzitter beoordeelde klachtonderdelen is de raad van oordeel dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Aangezien het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin , voorzitter, mrs. C.C. Horrevorts en N.M.K. Damen , leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Verzonden op: 11 juli 2022