Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-05-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:137

Zaaknummer

22-228/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht van een derde die als legal bij de advocaat van de wederpartij van verweerder bij de kwestie was betrokken. Uit de overgelegde correspondentie is de voorzitter niet gebleken dat verweerder op enig moment bezwaar tegen de betrokkenheid van klager als legal heeft gehad. In het belang van zijn cliënt diende verweerder om een volmacht van klager te vragen. Dat verweerder daarna de twee van klager ontvangen volmachten aan de 2 daarbij betrokken advocaten heeft doorgestuurd, oordeelt de voorzitter in het belang van de cliënt van verweerder noodzakelijk en gerechtvaardigd. De voorzitter is niet gebleken dat verweerder in de bijbehorende e-mail feitelijke onwaarheden over de positie van klager heeft verkondigd of met de door hem gekozen bewoordingen de grenzen van het betamelijke jegens klager heeft overschreden. Evenmin is schending van het beroepsgeheim door verweerder komen vast te staan. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 mei 2022 in de zaak 22-228/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager gemachtigde: mr. T oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 16 maart 2022 met kenmerk Z 1493031/FB/SD, door de raad op dezelfde datum ontvangen, en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerder staat partij K als eisende partij bij in een procedure tot verkoop van een pand dat in mede-eigendom toebehoort aan partij H & J. Partijen hebben een eenvoudige gemeenschap bestaande uit dat pand. Op het aandeel van partij K is een aantal beslagen gelegd. Partij H & J wordt hierin bijgestaan door advocaat mr. K. 1.2 Partij K is ook verwikkeld in een procedure met de onderneming van partij H, met H Holding. H Holding wordt in die andere procedure bijgestaan door advocaat mr. B. 1.3 Per e-mail van 15 juli 2021 heeft klager aan verweerder, in cc aan mr. K, meegedeeld dat hij in het onder 1.1 genoemde geschil de procesadvocaat van de gedaagden, mr. K, ondersteunt. Klager heeft verweerder gevraagd hem te berichten welke beslagen rusten op het pand en voor welke schulden. Diezelfde dag heeft verweerder klager, en mr. K in de cc, verzocht om hem een volmacht te sturen waaruit zijn bevoegdheden blijken om namens H of H Holding te handelen en om een concreet voorstel te doen. 1.4 Klager heeft op 19 juli 2021 (alleen) aan verweerder per mail twee doorlopende (proces)volmachten gestuurd. Ook heeft klager opnieuw aan verweerder gevraagd om hem inzicht te verschaffen in de actuele schulden betreffende de beslagen in de kwestie H & J. 1.5 Verweerder heeft op 19 juli 2021 onder meer het volgende aan mrs. K en B geschreven:

“Graag aandacht voor het volgende. Vandaag ontving ik bijgaande mail van [klager], met als bijlage twee (proces!)volmachten. Een namens [H Holding] en een namens [J]. U bent advocaat van deze partijen. Voor zover ik kan nagaan is deze mail door [klager] niet als c.c. aan u doorgezet. [Klager] benadert mij op basis van de volmachten rechtstreeks. [Klager] is geen advocaat. Hij was dat wel en heeft in die hoedanigheid namens (…) geprocedeerd en ten behoeve van laatstgenoemde partijen en (…) schikkingsoverleg gevoerd. Op grond van de gedragsregels mag omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets worden meegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Deze toestemming verleen ik niet. 

Ik ben geen voorstander van rechtstreeks overleg met [H & J] via de juridisch adviseur/geen advocaat. De verschillende issues raken elkaar en [H & J] hebben hiervoor de bijstand van advocaten (van u dus) ingeroepen. Mede gegeven het feit dat [klager] geen gebondenheid (meer) heeft aan de gedragsregels en hij op voorhand in zijn e-mail van vandaag laat weten dat hetgeen tussen hem en mij zal worden uitgewisseld gebruikt zal worden in de procedure (“In geval uw cliënt weigert inzicht te verschaffen, zal deze weigering meegenomen worden in de conclusie van antwoord”) wil ik ook het overleg e.d. buiten de gerechtelijke stukken om ook via de advocaten laten lopen.

Ik verneem graag uw visie.”

1.6 Per e-mail van 26 juli 2021 heeft mr. K namens H Holding aan verweerder bevestigd dat klager op basis van een volmacht zijn cliënt uit oogpunt van efficiency ook zal bijstaan en dat dit gebeurt onder zijn verantwoordelijkheid als procesadvocaat. Ook heeft mr. K gemeld dat de door klager verzochte gegevens nodig zijn voor de voorbereiding van een processtuk en niets met onderhandelingen te maken hebben. Tot slot heeft hij verweerder erop gewezen dat juist H & J aan klager hebben laten weten helemaal niet meer met bijstand van advocaten te willen onderhandelen. Voor zover verweerder klager niet wil antwoorden, dan verzoekt mr. K om dat aan hem te doen. 1.7 Op 26 juli 2021, aangevuld op 25 oktober 2021 en 21 december 2021, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) niet gelijk op 15 juli 2021 kenbaar te maken dat hij bezwaar had tegen het feit dat klager bij de betreffende procedure als Legal - als materiële gemachtigde in het kader van de verlengde arm van de procesadvocaat mr. K - namens H & J bij die zaak betrokken was; b) met druk op mrs. K en B én een onjuiste voorstelling van zaken over diens positie klager uit te schakelen als materiële gemachtigde van zijn cliënten; c) in strijd met zijn beroepsgeheim mr. B op de hoogte te stellen van de volmachten en daarmee tevens onbetamelijk te handelen. 2.2 Ter toelichting op de klachtonderdelen a) en b) stelt klager dat hij in het verleden als advocaat een aantal partijen heeft bijgestaan tegen de cliënt van verweerder bij een faillissementsaanvraag. In die procedure was H geen partij en in de zaak H Holding tegen K is mr. B vanaf het begin diens advocaat geweest. Verweerder wist dus wie klager was en wat zijn betrokkenheid bij al die partijen was. In zijn e-mail van 15 juli 2021 heeft hij vervolgens duidelijk aan verweerder bericht dat hij onder supervisie van mr. K als Legal werkzaamheden in de kwestie van K & J deed en heeft hij specifiek in die kwestie aan verweerder gevraagd om inzicht te verschaffen in de actuele schulden betreffende de beslaglegging. Daarbij merkt klager nog op dat hij de tweede volmacht, voor H Holding, voor de zekerheid had meegestuurd vooruitlopend op mogelijke ontwikkelingen. Het ging klager echter om de procedure van de cliënt van verweerder tegen de cliënten H & J van mr. K en van hem. Volgens klager wist verweerder dat het op dat moment alleen daarom ging, althans had verweerder dat zo kunnen begrijpen. In plaats van te antwoorden op zijn vraag in zijn e-mail van 15 juli 2021 heeft verweerder aan mr. K èn aan mr. B een onjuiste voorstelling van zaken gegeven met de bedoeling om klager als materiële gemachtigde van die cliënten uit te schakelen. Door deze handelwijze heeft verweerder ruis bij de cliënten van klager veroorzaakt over de rechtmatigheid van zijn handelen in hun zaak, waarmee verweerder in strijd met gedragsregel 8 heeft gehandeld en niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt. 2.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c) stelt klager dat verweerder met het op de hoogte stellen van mr. B over een kwestie, waarbij mr. B helemaal niet betrokken was, in strijd met zijn beroepsgeheim heeft gehandeld, en daarmee in strijd met gedragsregel 3. Verweerder heeft bij het verstrekken van informatie aan derden - mr. B - over een zaak die bij hem in behandeling was niet de belangen van zijn cliënt en ook de gerechtvaardigde andere belangen in acht genomen, waaronder die van H Holding, die niet bij het geschil tussen H&J en K betrokken was.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdelen a) en b) 3.2 Verweerder is op 15 juli 2021 per e-mail door klager benaderd met mr. K in de cc. Omdat klager geen advocaat meer is en verweerder niet bekend was met de verhouding tussen klager en partij H & J, heeft hij klager om een volmacht gevraagd. Dat redelijke verzoek aan klager heeft hij in cc ook naar mr. K gestuurd. Mr. K heeft hierop aanvankelijk niet gereageerd zodat verweerder niet meteen op de hoogte was van de positie van klager. Op 19 juli 2021 heeft hij van klager twee doorlopende (proces)volmachten ontvangen, namens partij J en namens H Holding. Omdat klager die e-mail niet zichtbaar ook aan mrs. K en B had gestuurd, die de respectieve partijen als advocaat bijstonden, heeft hij op 19 juli 2021 de van klager ontvangen volmachten aan beide advocaten doorgestuurd. In de bijbehorende e-mail heeft hij zijn visie op de betrokkenheid van klager bij de kwestie gegeven. Van bezwaar van zijn kant tegen de betrokkenheid van klager als legal bij de kwestie of van een verkeerde voorstelling van de positie van klager is geen sprake, dat blijkt ook niet uit zijn e-mail. Volgens verweerder heeft hij alleen aan de betrokken advocaten laten weten dat hij geen voorstander was van rechtstreeks overleg met partij H & J via hun juridisch adviseur/ niet-advocaat klager. Nadat hij later de e-mail van mr. K van 26 juli 2021 had ontvangen, heeft hij daarnaar gehandeld. De belangen van klager zijn door zijn handelwijze op geen enkele wijze geschaad, aldus verweerder.Klachtonderdeel c) 3.3 De gedragsregel omtrent geheimhouding betreft de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt. Na ontvangst van ook een doorlopende procesvolmacht voor H Holding aan klager heeft hij die informatie ook aan advocaat mr. B, gestuurd, omdat hem niet duidelijk was of mr. B daarvan op de hoogte was. De correspondentie met mr. B om verduidelijking daarover te krijgen betrof correspondentie tussen advocaten en was bovendien in het belang van zijn cliënt en daarmee tuchtrechtelijk toelaatbaar, aldus verweerder.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder, niet als advocaat van de wederpartij, maar als advocaat waarbij klager namens die wederpartij als derde - als legal - betrokken was. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de betrokken derde, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, dan wel (c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van betrokken derde onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel.Ad klachtonderdelen a) en b) 4.2 Naar het oordeel van de voorzitter is uit de overgelegde correspondentie, voor zover relevant opgenomen onder de feiten hiervoor, niet gebleken dat verweerder op enig moment bezwaar heeft gemaakt tegen de betrokkenheid van klager als legal bij de kwestie tussen de cliënt van verweerder en partij K & J. Verweerder heeft na ontvangst van de e-mail van klager van 15 juli 2021 meteen diezelfde dag aan klager, tevens in cc aan mr. K, om een volmacht van de betrokken partijen gevraagd, wat hij naar het oordeel van de voorzitter in het belang van zijn cliënt diende te doen. Ook heeft hij in diezelfde e-mail aan klager gevraagd om een voorstel te doen, waaruit geen bezwaar tegen de betrokkenheid van klager valt af te leiden. Mr. K heeft aanvankelijk niet op de e-mail van verweerder van 15 juli 2021 gereageerd. Op 19 juli 2021 heeft klager de door J en door H Holding aan hem verstrekte procesvolmachten alleen aan verweerder gestuurd. Dat verweerder die twee volmachten daarna aan de bij die partijen betrokken advocaten, mrs. K en B, heeft doorgestuurd was naar het oordeel van de voorzitter in het belang van de cliënt van verweerder noodzakelijk en gerechtvaardigd. Dat verweerder in de bijbehorende e-mail aan genoemde advocaten feitelijke onwaarheden over de positie van klager heeft verkondigd of met de door hem gekozen bewoordingen de grenzen van het betamelijke jegens klager heeft overschreden door daarin druk uit te oefenen, is de voorzitter niet gebleken. 4.3 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij had als advocaat tegenover een derde, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klager door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad. De voorzitter zal klachtonderdelen a) en b) dan ook kennelijk ongegrond verklaren.Ad klachtonderdeel c) 4.4 De juistheid van het verwijt dat  verweerder met zijn handelwijze de belangen van klager ongerechtvaardigd heeft geschaad, kan de voorzitter, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet vaststellen. Een advocaat is gehouden om vertrouwelijke communicatie met een cliënt geheim te houden. Niet valt in te zien in welke zin klager, als derde, onnodig of onevenredig zonder doel door verweerder in zijn belangen is geschaad doordat verweerder de van klager ontvangen procesvolmachten, waaronder een van H Holding, ter controle aan diens advocaat  - mr. B - heeft gestuurd. Nu van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ook anderszins niet is gebleken, is van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in deze door verweerder jegens klager geen sprake. De voorzitter zal dan ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2022.

Griffier                                                        Voorzitter Verzonden d.d. 16 mei 2022