Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:99
Zaaknummer
22-441/DB/LI
Inhoudsindicatie
Een advocaat is niet gehouden om altijd te reageren op correspondentie van derden. HIj kan goede redenen hebben om dat niet te doen.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 11 juli 2022
in de zaak 22-441/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 27 mei 2022 met kenmerk K22-038 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een geschil met projectontwikkelaar X betreffende de bouw van een woning. Tussen klager en X is een procedure aanhangig.
1.2 Klager heeft verweerder per e-mails van 17 december 2021; 6,12 en 23 januari; 11 februari en 2 en 14 maart 2022, benaderd in verband met een mogelijke samenwerking in de procedure van klager tegen X en de procedure van een cliënt van verweerder tegen X. Klager verzocht verweerder de e-mails aan zijn cliënt toe te zenden. Verweerder heeft op 14 maart 2022 aan klager bericht dat zijn cliënten geen meerwaarde zagen in contact met klager. Verweerder verzocht klager de mailcorrespondentie en telefonische berichten te staken.
1.3 Klager heeft zich op 24 maart 2021 met een klacht over verweerder tot de deken gewend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft nagelaten om klager te berichten of hij de e-mails van klager heeft doorgezonden aan zijn cliënt, terwijl klager daar specifiek om had verzocht.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Tussen klager en verweerder bestond geen advocaat-cliënt relatie. Klager heeft zich tot verweerder gewend in verband met een door klager vermeend gezamenlijk belang van klager en een cliënt van verweerder. De klacht heeft derhalve betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat ten opzichte van een derde. In een dergelijk geval blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien die advocaat zich in zijn hoedanigheid van advocaat ten opzichte van een derde zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Naar het oordeel van de voorzitter is hiervan in deze zaak geen sprake.
4.2 Hoewel van een advocaat in beginsel mag worden verwacht dat hij reageert op aan hem gerichte correspondentie, kan een advocaat redenen hebben om niet op alle correspondentie van derden te reageren. Het was de taak van verweerder om de relevantie van, en het belang van zijn cliënten bij, de e-mails van klager in te schatten en, in overleg met zijn cliënten, te bepalen of hij hierop al dan niet zou reageren. Verweerder was niet gehouden om de e-mails van klager door te sturen aan zijn cliënten, ook niet nu klager daar uitdrukkelijk om had verzocht. Klager had er ook voor kunnen kiezen om zich (tevens) rechtstreeks tot de cliënten van verweerder te wenden. Verweerder heeft klager uiteindelijk bericht dat zijn cliënten geen reden zagen om in contact met klager te treden. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. S.H. Baggel, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 11 juli 2022