Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:124

Zaaknummer

21-278/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 10 januari 2022 in de zaak 21-278/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

klaagster gemachtigde: A.G. oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 28 augustus 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 22 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20/120 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 18 oktober 2021. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 De cliënt van verweerder, de heer P., was sinds 9 december 2019 in dienst bij klaagster. Klaagster was van mening dat de arbeidsovereenkomst van P. per 30 juni 2020 was beëindigd. P. was het daar niet mee eens en schakelde verweerder in om hem bij te staan in dit arbeidsrechtelijke geschil. 2.3 Bij e-mail van 24 augustus 2020 aan verweerder heeft de heer P. van zijn e-mailaccount bij klaagster het volgende geschreven:

“Ik zou u de gegevens sturen van het emailaccount waar ik wel in kon van 4yourcare”

2.4 Bij e-mail van 24 augustus 2020 aan de P. heeft verweerder als volgt gereageerd:

“Waar kun je dan inloggen? Via de website van 4yourcare iig niet.”

2.5 Bij e-mail van 25 augustus 2020 aan verweerder heeft de gemachtigde van klaagster van het e-mailaccount van P. het volgende geschreven:

“Ik heb vanavond om 20:50 de controle over dit email adres weer teruggenomen als rechtmatige eigenaar. Ik merk, zoals hieronder gedocumenteerd, uw kennelijke samenzwering met een voormalig medewerker van Stichting 4 Your Care, de heer M. P., om ons op frauduleuze wijze informatie te ontfutselen. Ik neem aan dat deze informatie voor u van waarde kan zijn in de context van de door u per email van vandaag 17:58 aan mijzelf gerichte dreiging rechtsmiddelen in te zetten alvorens tot loondoorbetaling van wat kennelijk uw client is geworden te komen, als ware zijn arbeidsovereenkomst niet eind juni afgelopen. Het gedrag van de heer P. in deze gaat direct in tegen deze arbeidsovereenkomst en biedt op zichzelf voldoende grond voor zowel ontslag op staande voet mocht genoemde arbeidsovereenkomst nog van kracht zijn als voor rechtsvervolging op grond van frauduleus handelen c.q. diefstal van intellectueel bedrijfseigendom. Het gedrag van uzelf in deze kan ik niet anders zien dan als een vergrijp tegen uw beroepseer, mocht u zulks nog in identificeerbare mate bezitten. Ik zal via geëigende kanalen hiervan melding maken. Rekent u op onze stevige en publieke response.”

2.6 Verweerder is namens zijn cliënt een procedure gestart tegen klaagster om het einde van de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2020 aan te vechten. Op 12 oktober 2020 heeft er in deze procedure een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Gelderland. In het proces-verbaal van de zitting van 12 oktober 2020 is het volgende opgenomen:

“Partijen komen overeen dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2020 met wederzijds goedvinden eindigt.”

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) zijn cliënt aan te zetten tot het ontvreemden van informatie uit het oude e-mailaccount van zijn cliënt bij klaagster; b) op 24 augustus 2020 te proberen in te loggen op het oude e-mailaccount van zijn cliënt bij klaagster.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. 4.2 Het e-mailaccount is niet van de werkgever zonder dat de werknemer (verweerders cliënt) daar nog kennis van mag nemen. De arbeidsrechtelijke discussie zag onder meer op de vraag of door klaagster tijdig was aangegeven dat de arbeidsovereenkomst na afloop niet werd voortgezet. Verweerder heeft zijn cliënt om die reden verzocht om te laten zien wat klaagster hierover aan hem had gecommuniceerd. 4.3 Verweerder heeft niet ingelogd op het e-mailaccount van zijn cliënt. Het is verweerder niet gelukt om in te loggen. Los daarvan is het op verzoek van zijn cliënt kijken in een e-mailbox van de cliënt niet anders dan het samen met een cliënt doorlopen van de e-mailbox bij verweerder op kantoor. 4.4 Door de op 12 oktober 2020 getroffen schikking is vast komen te staan dat de arbeidsovereenkomst van verweerders cliënt pas op 1 november 2020 is geëindigd. Op 24 augustus 2020 was hij dus nog in dienst van klaagster.

5 BEOORDELING Ad klachtonderdelen a) en b) 5.1 De Raad van Discipline stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klagers. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden. 5.2 De cliënt van verweerder had een conflict met klaagster, zijn werkgever, over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Tijdens een overleg op zijn kantoor heeft verweerder zijn cliënt gevraagd om hem de e-mails te sturen die hij van klaagster had ontvangen met betrekking tot de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Omdat het inloggen op het e-mailaccount van de cliënt tijdens dat overleg niet lukte, heeft zijn cliënt de inloggegevens later aan verweerder gestuurd. Vervolgens heeft verweerder tevergeefs geprobeerd om op het e-mailaccount van zijn cliënt in te loggen. 5.3 De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat de cliënt van verweerder niet gerechtigd zou zijn om op het op zijn naam gestelde e-mailaccount in te loggen en vervolgens de voor hem relevante e-mails te bekijken. Anders dan klaagster heeft betoogd, zijn die e-mails die klaagster aan de cliënt van verweerder heeft gestuurd, geen eigendom van de werkgever. Bovendien was het e-mailaccount van de cliënt van verweerder niet geblokkeerd, kon hij kennelijk nog inloggen door middel van de door klaagster verstrekte inloggegevens en is niet gebleken dat klaagster hem te kennen had gegeven dat het hem niet meer was toegestaan om nog op zijn e-mailaccount in te loggen en zijn e-mails te bekijken. 5.4 Verweerder en zijn cliënt hebben er echter - nadat het inloggen op het kantoor van verweerder niet lukte - voor gekozen om de inloggegevens aan verweerder te sturen, zodat verweerder zelf deze e-mails kon bekijken. De raad is van oordeel dat verweerder op deze wijze heeft mogen handelen. De raad acht daarbij van belang dat verweerder en zijn cliënt voor deze werkwijze hebben gekozen omdat de cliënt van verweerder niet handig was met computers en hij ook niet goed wist welke e-mails relevant waren voor de procedure. Bovendien was het maken van een nieuwe (fysieke) afspraak lastig vanwege de coronamaatregelen. Gelet op deze omstandigheden acht de raad het begrijpelijk dat verweerder op deze wijze de voor zijn cliënt relevante informatie heeft proberen te achterhalen. Verweerder heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat betekent dat beide klachtonderdelen ongegrond zullen worden verklaard.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. W.W. Korteweg en H.K. Scholtens, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022.

Griffier                                     Voorzitter

Verzonden d.d. 10 januari 2022