Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:119
Zaaknummer
21-1026/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 27 juni 2022 in de zaak 21-1026/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 januari 2022 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 19 december 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 21 december 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1305484/EJH/FS van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 31 januari 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 31 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 30 mei 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 28 april 2022.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 De voorzitter is met de vaststelling dat klager te laat heeft geklaagd voorbij gegaan aan het feit dat dit buiten de invloedsfeer van klager ligt. Het is namelijk verweerder die de klacht te lang onder zich heeft gehouden. Klager heeft al op 7 februari 2018 over verweerder geklaagd. Klager heeft de vigerende klachtenregeling van het kantoor van verweerder gevolgd, overigens op uitdrukkelijk verzoek van de deken. De interne klachtenprocedure heeft lang op zich laten wachten, onder meer door ziekte van verweerder. Pas in december 2020 is het finale standpunt van verweerder in de interne klachtenprocedure klager duidelijk geworden, waarna klager bij de deken een klacht over verweerder heeft ingediend. Het is onacceptabel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. 2.3 Verweerder heeft de regie rondom de afwikkeling van de klacht van klager geheel uit handen gegeven en heeft klager opgezadeld met een professionele verzekeraar en diens team. 2.4 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog het volgende. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de klacht die klager in februari 2018 bij verweerders kantoor heeft ingediend over iets anders ging dan waarover klager in deze procedure klaagt. Die klacht is medio maart 2018 in een goed telefoongesprek afgehandeld. Over hetgeen waarover klager in zijn klacht bij de deken klaagt heeft klager pas in mei 2020 een klacht bij het kantoor van verweerder ingediend. Hetgeen klager in zijn verzet stelt over de interne klachtenprocedure is dan ook niet juist en kan niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet. Overigens heeft klager niet onderbouwd dat hij op uitdrukkelijk verzoek van (het bureau van) de deken de uitkomst van de interne klachtenprocedure heeft afgewacht. Dat standpunt van klager volgt de raad daarom ook niet. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. P. van Lingen en I.J. de Laat, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 juni 2022