Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2022:109
Zaaknummer
21-712/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 juli 2022 in de zaak 21-712/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 november 2021 op de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 4 december 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Op 20 augustus 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K2622020 ar/jh van de deken ontvangen. 1.2 Bij beslissing van 3 november 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 3 november 2021 verzonden aan partijen en vervolgens opnieuw op 19 november 2021. 1.3 Op 19 november 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op die datum ontvangen. 1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 23 mei 2022. Daarbij waren klager -mede namens klaagster - en verweerder aanwezig. 1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klagers. 1.6 Voorts heeft de raad kennisgenomen van: - een brief van klagers van 30 november 2021, met bijlage, ingekomen bij de raad op 2 december 2021; - een brief van klagers van 15 december 2021, ingekomen bij de raad op 21 december 2021; - een brief van klagers van 15 januari 2022; - een e-mail van klagers van 19 mei 2022, met bijlage; - een e-mail van klagers van 23 mei 2022, met bijlagen. 1.7 Op verzoek van de raad hebben klagers op 20 mei 2022 het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2022 aan de raad doen toekomen.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 De voorzitter heeft op de klacht beslist, terwijl klagers niet zijn gehoord. 2.3 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet, althans niet duidelijk en ondubbelzinnig, op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht en het verzet verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 5.2 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgrond niet slaagt. 5.3 De raad stelt vast dat uit de voorzittersbeslissing volgt dat de voorzitter kennis heeft genomen van het verzoek van klagers om te worden gehoord, maar dat aan dat verzoek voorbij is gegaan omdat de voorzitter zich kennelijk reeds middels de voorhanden schriftelijke stukken voldoende voorgelicht achtte om tot een oordeel te kunnen komen en de onderbouwing van het verzoek hem blijkbaar niet tot een ander inzicht heeft gebracht. 5.4 De raad ziet geen reden om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. 5.5 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter terecht en op de juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. 5.6 Voor zover klagers zich nog op het standpunt stellen dat de voorzitter geen acht heeft geslagen op het feit dat klagers erover hebben geklaagd dat het ‘advies’ van verweerder zich niet laat kwalificeren als een ‘advies’, maar slechts als een ‘standpunt zonder onderbouwing’, overweegt de raad dat uit rechtsoverweging 4.5 van de voorzittersbeslissing volgt dat de voorzitter ook dat bezwaar van klagers heeft besproken. 5.7 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.P. de Klerk, M.G. van den Boogerd, J.H.M. Nijhuis en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2022.