Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:123
Zaaknummer
210308
Zaaknummer
210309
Zaaknummer
210310
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat over de dienstverlening. Klagers zijn zowel door de deken als door de raad gewezen op het belang hun klacht te concretiseren en te onderbouwen. De raad heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Desondanks bevat het beroepschrift van klagers overwegend stellingen die door klagers verder niet zijn uitgewerkt of onderbouwd. Klagers hebben weliswaar gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting het ingekorte geluidsfragment van de zitting bij de rechtbank in september 2019 te laten horen, maar hieruit valt naar het oordeel van het hof niet op te maken dat het optreden van verweerder tijdens die zitting ondermaats was, laat staan dat uit dit fragment conclusies getrokken kunnen worden ten aanzien van de overige klachtonderdelen. Verkorte bekrachtiging plus. Deze zaken houden nauw verband met de zaak 210333.
Uitspraak
van 30 mei 2022
in de zaken 210308, 210309 en 210310
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 20 september 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ’s-Hertogenbosch (zaaknummers: 21-060/DB/ZWB, 21-062/DB/ZWB en 21-063/DB/ZWB). In deze beslissing is de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.
1.2 Deze beslissing is als ECLI:NL:TADRSHE:2021:159 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beroepschrift van klagers tegen de beslissing van 20 september 2021 is op 19 oktober 2021 per e-mail ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; het verweerschrift van verweerder; een brief van klagers van 16 maart 2022, met bijlagen, ontvangen door de griffie van het hof op 21 maart 2022.2.3 In reactie op laatstgemelde brief van klagers heeft de griffie van het hof per e-mail van 23 maart 2022 aan klagers laten weten dat de door klagers in die e-mail vermelde geluidsopname geen onderdeel uitmaakt van het dossier, dat desgewenst tot tien dagen voor de zitting stukken ingediend kunnen worden of dat desgewenst een deel van de zittingstijd gebruikt kan worden om het hof een en ander te laten horen. Op 31 maart 2022 heeft de griffie van het hof twee e-mails van klagers ontvangen. De ene e-mail bevat een link naar een geluidsopname en de andere e-mail bevat een toelichting op deze geluidsopname. In reactie op deze twee e-mails heeft de griffie van het hof per e-mail van diezelfde dag aan klagers medegedeeld dat deze e-mails te laat zijn toegezonden, dat deze vooralsnog niet aan het procesdossier zijn toegevoegd en dat de toelaatbaarheid van deze e-mails ter zitting aan de orde zal worden gesteld. Op 1 april 2022 heeft de griffie van het hof een e-mail van klagers ontvangen, waarin zij onder meer melden dat de geluidsopname teruggebracht is tot de duur van zeven minuten. In reactie op deze e-mail heeft de griffie van het hof per e-mail van 4 april 2022 aan klagers te kennen gegeven dat zij in de gelegenheid zullen worden gesteld het ingekorte geluidsfragment van zeven minuten ter zitting te laten horen.
2.4 Het hof heeft de zaken mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 4 april 2022. Daar zijn klagers en verweerder, alsmede de gemachtigde van verweerder, mr. G, verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, waarbij de gemachtigde van verweerder gebruik heeft gemaakt van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
2.5 Deze zaken houden nauw verband met de zaak 210333, betreffende het hoger beroep van F B.V. (van welke vennootschap V sr. enig bestuurder is) tegen de ongegrondverklaring van haar klacht (gelijkluidend aan de klacht van klagers als hierna onder 4 weergegeven) tegen verweerder bij beslissing van de raad van 20 september 2021 in de zaak 21-061/DB/ZWB. Ook in die zaak is heden uitspraak gedaan.
3 FEITEN
3.1 In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende:
1. de kwaliteit van geproduceerde processtukken was ondermaats;
2. de communicatie was gebrekkig;
3. het optreden ter zitting was ondermaats;
4. het ontbrak aan deskundigheid om de zaak te behandelen;
5. het belang van de cliënt stond niet voorop en de belangen van de wederpartij prevaleerden;
6. de toezegging om de zaak (deels) over te dragen aan een collega is niet nagekomen;
7. de toezegging om de declaratie samen op te stellen en uit te splitsen per cliënt en per dossier is niet nagekomen.
5 BEOORDELING
klachtomschrijving, omvang hoger beroep
5.1 Voor zover klagers in hun beroepschrift hebben bedoeld te stellen dat de raad de klacht niet juist heeft vastgesteld en/of uitgelegd door deze toe te spitsen op de communicatie tussen partijen, overweegt het hof als volgt.
5.2 De klachtomschrijving wordt vastgesteld door de tuchtrechter aan de hand van de omschrijving van de klacht zoals deze bij de deken is ingediend en zoals deze uit het onderzoek door de deken blijkt. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de raad blijkt dat de raad de klachtomschrijving heeft voorgehouden aan partijen en dat partijen zich met die klachtomschrijving akkoord hebben verklaard. Klagers kunnen hiertegen in hoger beroep niet meer opkomen. Dat de raad de klacht niet juist of te beperkt heeft uitgelegd, valt zonder nadere toelichting, die klagers niet hebben gegeven, niet in te zien.
5.3 Verder hebben klagers in hoger beroep nieuwe verwijten jegens verweerder geformuleerd. In hoger beroep is echter geen ruimte voor aanvulling of uitbreiding van de klacht. De beoordeling van het hof blijft beperkt tot de hiervoor onder 4 weergegeven klachtonderdelen. Het hof zal klagers niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de uitbreiding van de klacht.
inhoudelijke beoordeling
5.4 In januari 2020 hebben klagers bij de deken ieder afzonderlijk een klacht ingediend over verweerder. Bij brieven van 8 december 2020 heeft de deken aan klagers zijn standpunt ten aanzien van de klacht kenbaar gemaakt. De deken heeft in dat kader onder meer overwogen dat het aan de klager is om de klachten duidelijk te omschrijven en deze met bewijs te onderbouwen. Volgens de deken zijn klagers daarin niet geslaagd. V sr. heeft - aldus de deken - geen enkel schriftelijk bewijs overgelegd van zijn stellingen en daarnaast is het niet mogelijk gebleken de door V sr. aangereikte geluidsopname te beluisteren, zodat deze geen onderdeel kan uitmaken van het onderzoek door de deken. V jr. heeft - aldus de deken - aan het verzoek om bewijsstukken te overleggen geen gehoor gegeven en B heeft - aldus de deken - slechts enkele schriftelijke stukken overgelegd, maar deze ondersteunen de klacht niet. Het standpunt van de deken luidt dat hij verwacht dat de tuchtrechter de klacht op alle onderdelen als ongegrond zal afwijzen.
5.5 Vervolgens hebben klagers de klacht voorgelegd aan de raad. De raad heeft in zijn beslissing van 20 september 2021, kort gezegd, overwogen dat de raad op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder. Meer in het bijzonder heeft de raad ten aanzien van de klachtonderdelen 1 tot en met 4 overwogen dat klagers hun verwijten onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden hebben onderbouwd. Ten aanzien van klachtonderdeel 5 heeft de raad meer in het bijzonder overwogen dat de raad in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen enkel aanknopingspunt heeft kunnen vinden voor de juistheid van dit (ernstige) verwijt en ten aanzien van de klachtonderdelen 6 en 7 heeft de raad meer in het bijzonder overwogen dat de feitelijke grondslag ontbreekt. Gelet daarop heeft de raad de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.
5.6 Klagers zijn dus zowel door de deken als door de raad gewezen op het belang hun klacht te concretiseren en te onderbouwen. Desondanks bevat het beroepschrift van klagers overwegend stellingen die door klagers verder niet zijn uitgewerkt of onderbouwd. In hetgeen klagers hebben aangevoerd, ziet het hof niet meer dan een herhaling van de door klagers eerder ingenomen standpunten, die door de raad al zijn besproken. Klagers hebben nagelaten aan te geven waarom de beoordeling door de raad niet juist zou zijn geweest.
5.7 Klagers hebben weliswaar gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting het ingekorte geluidsfragment van de zitting bij de rechtbank in september 2019 te laten horen, maar hieruit valt naar het oordeel van het hof niet op te maken dat het optreden van verweerder tijdens die zitting ondermaats was, laat staan dat uit dit fragment conclusies getrokken kunnen worden ten aanzien van de overige klachtonderdelen.
5.8 Ook de door klagers bij e-mail van 16 maart 2022 in het geding gebrachte bijlagen leiden het hof niet tot een ander oordeel. Dit alleen al omdat deze niet zien op de in deze procedure aan de orde zijnde klachtonderdelen.
5.9 Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klagers en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.
5.10 Aan het verzoek van klagers om getuigen te doen horen, gaat het hof reeds bij gebreke van enige specificatie van dit verzoek voorbij.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 verklaart klagers niet-ontvankelijk in de uitbreiding van hun klacht;
6.2 bekrachtigt de beslissing van 20 september 2021 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder de nummers 21-060/DB/ZWB, 21-062/DB/ZWB en 21-063/DB/ZWB.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.M. Lauvenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2022.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 30 mei 2022 .