Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:110
Zaaknummer
22-317/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. Ook de in repliek genoemde klachten zijn kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 20 juni 2022 in de zaak 22-317/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 28 maart 2022 met kenmerk 2020-1282251, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: CTG) in verband met klachten die klager had ingediend over vijf dermatologen. Op 1 november 2017 heeft verweerder een opdrachtbevestiging aan klager gestuurd. In die opdrachtbevestiging staat onder meer dat verweerder voor klager een toevoeging zou aanvragen. Klager heeft de eigen bijdrage aan verweerder voldaan. 1.2 Nadat de dermatologen hun verweerschriften hadden ingediend en het CTG een datum voor de mondelinge behandeling had bepaald, heeft verweerder contact gehad met de advocaten van de dermatologen teneinde een minnelijke regeling te treffen. Dat is niet gelukt. 1.3 Bij e-mail van 13 augustus 2018 heeft verweerder klager onder meer geschreven: “Terwijl ik vandaag bezig was om conform afspraak (…) de afspraken van onze gesprekken bij mij op kantoor n.a.v. besproken verweerschriften te concipiëren, kreeg ik rondom 17.00 uur een telefoontje van de advocaat van de Dermatologen (…), mw. [mr. K] die mij berichtte dat u naar haar kantoor had gebeld en de boodschap achterliet dat zij u moest bellen anders gaat u naar de media. (…) Ik verzoek u (…) mij onverwijld te berichten of u vandaag naar het kantoor van [mr. K] heeft gebeld en bovenstaand bericht voor haar heeft achtergelaten? 1.4 Bij e-mail van 14 augustus 2018 heeft verweerder klager onder meer geschreven: “Onder verwijzing naar mijn e-mailbericht van gisteren (…) deel ik u mee dat ik de navolgende twee voorwaarden stel aan het verder verlenen van bijstand aan u als advocaat (…) 1. U gaat advocaten(kantoren) van de Dermatologen gedurende de periode dat ik als advocaat in deze zaak betrokken ben niet rechtstreeks benaderen. 2. U spreekt uw vertrouwen in mij als raadsman in uw lopende zaken uit per e-mailbericht. Na ontvangst van uw bevestigingen van het onder punten 1 en 2 gestelde, zal ik onverwijld mijn werkzaamheden ten behoeve van uw zaak hervatten.” 1.5 Bij e-mail van 16 augustus 2018 heeft verweerder klager onder meer geschreven: “Na ontvangst van de verweerschriften van de dermatologen zijn wij een aantal malen bijeen geweest ter bespreking van deze verweerschriften. Hiervan werden de navolgende aantekeningen door mij gemaakt. Het doel van deze aantekeningen is om bij de nadere toelichting die uiterlijk veertien dagen voor de zitting bij het Centraal Tuchtcollege van 27 september aanstaande (… ) kunnen worden ingediend. (…)” 1.6 Aangezien klager niet aan de twee door verweerder gestelde voorwaarden wilde voldoen, heeft verweerder zich als advocaat onttrokken aan de zaken van klager. Verweerder heeft dit op 27 augustus 2018 aan klager en aan het CTG meegedeeld. Op 28 augustus 2018 heeft verweerder het dossier van klager door een deurwaarder aan klager laten bezorgen. 1.7 Op 27 september 2018 heeft de zitting bij het CTG plaatsgevonden. 1.8 Op 16 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door zich op onzorgvuldige wijze te onttrekken aan klagers zaak.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat het de advocaat vrij staat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. 4.2 De voorzitter overweegt als volgt. 4.3 Uit het klachtdossier volgt dat verweerder op 13 augustus 2018 twee voorwaarden heeft gesteld aan continuering van zijn bijstand aan klager. Klager heeft niet betwist dat hij niet aan deze voorwaarden wilde voldoen. Het stond verweerder dan ook vrij om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. Verweerder was daartoe zelfs gehouden, nu klager zelf in zijn repliek schrijft dat hij geen vertrouwen meer had in verweerder. Niet is gebleken dat klager door het beëindigen van de werkzaamheden door verweerder processuele schade heeft ondervonden. Verweerder heeft zijn werkzaamheden op 27 augustus 2018 beëindigd en de zitting bij het CTG was pas op 27 september 2018. Klager had dan ook voldoende tijd om een andere advocaat te zoeken om hem bij te staan. 4.4 Voor zover klager er in zijn repliek ook over klaagt dat verweerder heeft nagelaten de verweerschriften van de dermatologen met klager te bespreken overweegt de voorzitter dat verweerder dit gemotiveerd heeft betwist. Ook uit de e-mails van verweerder aan klager van 13 en 16 augustus 2018 volgt dat verweerder de verweerschriften met klager heeft besproken. Voor zover klager er ook over klaagt dat verweerder een toevoeging voor klager heeft aangevraagd verwijst de voorzitter naar de opdrachtbevestiging van verweerder, waarin dit expliciet staat. Dat verweerder zich agressief tegenover klager heeft gedragen of misbruik heeft gemaakt van de situatie, zoals klager in repliek stelt, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat verweerder verzuimd heeft bepaalde feiten aan het CTG voor te houden, dan wel heeft samengespannen met de wederpartijen van klager. 4.5 De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 juni 2022