Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:122
Zaaknummer
21-473/AL/MN
Zaaknummer
21-474/AL/MN
Inhoudsindicatie
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 juni 2022 in de zaken 21-473/AL/MN en 21-474/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 augustus 2021 op de klacht van:
klager oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 9 oktober 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 28 mei 2021 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken 1254598 en 1262773 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 9 augustus 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klacht 1. kennelijk niet-ontvankelijk en klacht 2. deels kennelijk ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen. 1.4 Op 18 augustus 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 april 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 15 maart 2022 en van de e-mail van verweerder met bijlagen van 21 maart 2022.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet zijn genoemd in het verzetschrift van 18 augustus 2021. 2.2 Met betrekking tot de feiten heeft klager aangevoerd dat in de voorzittersbeslissing onder 1.2. ten onrechte wordt gesteld dat de moeder en de zus van [M.V.] zich op enig moment in 2012 of 2013 tot mr. M en (later) verweerder hebben gewend. Dit is onjuist omdat formeel alleen de moeder van [M.V.] zich in 2013 tot mr. M. heeft gewend, aldus klager. 2.3 Voor het overige komt klager tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels niet-ontvankelijk bevonden. 4.3 Na de voorzittersbeslissing heeft klager een aanvullend stuk aan de raad toegezonden, dat aan het dossier is toegevoegd. Dat stuk betreft een aangifte van klager tegen verweerder en de heer M. In die aangifte wordt melding gemaakt dat de heer M. heeft erkend dat hij valsheid in geschrift heeft gepleegd. De raad constateert dat dit aanvullend stuk ziet op het klachtonderdeel dat door de voorzitter niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. De raad is van oordeel dat de inhoud van dit stuk niet tot de conclusie leidt dat de beslissing van de voorzitter op dat punt onjuist is. 4.4 Ter zitting heeft klager de raad verzocht om een verklaring voor recht te geven dat de heer M., zijn wederpartij in een onderliggende procedure, valsheid in geschrifte heeft gepleegd en om vast te stellen in hoeverre verweerder en mr. M. daarvan op de hoogte waren. Voorts heeft klager aan de raad verzocht om een aantal vragen aan mr. M. en verweerder te stellen. De raad acht voor de beantwoording van de vraag of het verzet gegrond is, niet noodzakelijk om de door klager verzochte vaststellingen te doen, noch om de door hem opgesomde vragen aan mr. M. of verweerder te stellen. Dat betekent dat deze verzoeken zullen worden afgewezen. 4.5 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, zal de raad het verzet ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, E.M.G. Pouls H.K. Scholtens en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 13 juni 2022