Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:110
Zaaknummer
200022h
Inhoudsindicatie
Herzieningsverzoek. Verzoeker is in de tuchtprocedure de klagende partij en geen advocaat aan wie een maatregel is opgelegd. Verzoeker kan dan ook geen beroep doen op de in het herzieningsprotocol opgenomen uitzonderingen. Op grond van het voorgaande zal het herzieningsverzoek van verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard. Het beroep van verzoeker op art. 6 EVRM, inhoudende dat geen sprake is van een eerlijk proces omdat een beklaagde advocaat wel en een klager geen recht heeft om herziening kan vragen, gaat niet op.
Uitspraak
van 10 juni 2022
in de zaak 200022h
naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:
verzoeker
1 DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT
1.1 Bij beslissing van 13 januari 2020, gewezen onder nummer 18-934/DH/DH heeft de Raad van Discipline (verder: de raad) in het ressort Den Haag de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRSGR:2020:2.
1.2 Verzoeker heeft tegen de beslissing van de raad hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline (verder: het hof). Dit heeft geleid tot de beslissing van 19 februari 2021, gewezen onder nummer 200022, waarin het hof de beslissing van de raad heeft bekrachtigd. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TAHVD:2021:39.
2 HET VERZOEK TOT HERZIENING
2.1 Verzoeker heeft een herzieningsverzoek gedateerd 8 februari 2022 ingediend dat diezelfde dag per e-mail door de griffie van het hof is ontvangen.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van de beslissing van 13 januari 2020 van de raad en de beslissing van 19 februari 2021 van het hof.
2.3 Naar aanleiding van het herzieningsverzoek heeft de griffie van het hof aan verzoeker op 10 februari 2022 het volgende laten weten:
“ Bij e-mail van 8 februari 2022 verzoekt u de beslissing in de tuchtzaak 200022 te heropenen en de bijbehorende beslissing in te trekken in afwachting op een zorgvuldig onderzoek bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. U geeft aan dat daarmee een lange tijd gemoeid zal zijn voor het verkrijgen van een reactie.
In de door u genoemde tuchtzaak heeft het hof bij beslissing van 19 februari 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:39) de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 13 januari 2020, waarbij de klacht in alle onderdelen ongegrond is verklaard, bekrachtigd.
Kennelijk beoogt u een verzoek tot herziening bij het hof in te dienen.
In dit verband wijs ik u op het herzieningsprotocol van het Hof van Discipline [link website];
Artikel 1 van dit protocol bepaalt wanneer herziening van een beslissing mogelijk is:
1. De mogelijkheid tot herziening
1.1 De Advocatenwet voorziet niet in de mogelijkheid om herziening te vragen van een uitspraak van het hof. Daarom is een verzoek om herziening van een uitspraak van het hof in beginsel niet-ontvankelijk en neemt het hof zo’n verzoek niet in behandeling.
1.2 Bij uitzondering kan het hof een verzoek om herziening wel ontvankelijk verklaren en in behandeling nemen. Van zo’n uitzondering kan sprake zijn als:
a. feiten of omstandigheden aan het licht komen die:
– hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
– bij de verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;
– het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat het hof tot een andere beslissing zou zijn gekomen als deze vóór de uitspraak bij het hof bekend zouden zijn geweest. Aan alle drie deze vereisten moet zijn voldaan.
b. in de procedure bij het hof geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.
1.3 Op deze uitzonderingen kan alleen een beroep worden gedaan door de advocaat aan wie bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 48 lid 1 Advocatenwet. De herziening zal niet kunnen leiden tot een wijziging ten nadele van de advocaat.
Uit dit artikel blijkt dat alleen de advocaat (aan wie bij de uitspraak een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 48 lid 1 Advocatenwet) om herziening kan vragen (lid 3) op de gronden zoals in lid 2 vermeld.
Daarvan is in uw geval geen sprake.
Zonder tegenbericht binnen 14 dagen zal het hof uw verzoek daarom niet in behandeling nemen.
Mocht u niettemin om een beslissing vragen dan moet u er rekening mee houden dat het hof om deze reden uw verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding in te gaan op uw verzoek tot een nadere gedachtewisseling.
Het leek mij juist u dit te berichten (..)”.
2.4 Bij bericht van 10 februari 2022 heeft verzoeker de griffie laten weten dat zijn doel niet was een verzoek tot herziening in te dienen, maar om de tuchtzaak 200022 te heropenen en de bijbehorende beslissing in te doen trekken in afwachting van de uitkomst van het zorgvuldig onderzoek bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Mocht uit het onderzoek bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid blijken dat een herziening wel nodig is dan zou verzoeker berichten dat dit traject mettertijd zou kunnen aanvangen.
2.5 Eveneens op 10 februari 2022 heeft verzoeker, in aanvulling op zijn eerdere bericht, bericht dat hij de naar zijn mening foutieve informatie van de griffie over het herzieningsprotocol uit de e-mail van 10 februari 2022 aan het ministerie kenbaar zou maken. Verder heeft verzoeker het volgende aangegeven: “(..) Ik ben bovendien van mening dat als de volledig gestelde eisen in het herzieningsprotocol (1. de mogelijkheid tot herziening) niet voor iedereen geldt waarom het dan wel voor mij zou moeten gelden (..)”. Volgens verzoeker is er om die reden dus geen sprake van een eerlijk proces.
2.6 Wat later op 10 februari 2022 heeft verzoeker bericht dat hij op dat moment wachtte op een reactie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en dat alle noodzakelijke documenten door hem aangetekend naar dit ministerie waren verstuurd. Verzoeker heeft daarbij aangegeven dat een eventueel herzieningsverzoek binnen een redelijke termijn bij het Hof van Discipline moet zijn ingediend en dat deze termijn op 19 februari 2022 zou verlopen. Verzoeker heeft daarom verzocht de tuchtzaak 200022 vóór 19 februari 2022 te heropenen en de bijbehorende beslissing in te trekken en het onderzoek bij het ministerie af te wachten.
2.7 Verder heeft het hof kennis genomen van de brief van 17 februari 2022 en de e-mail van 8 april 2022 van verzoeker.
2.8 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 BEOORDELING
3.1 Het hof begrijpt het verzoek van verzoeker aldus dat hij – in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek door het ministerie van Justitie en Veiligheid – om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van het hof vraagt en vervolgens om aanhouding van een beslissing op dit verzoek, zodat hij de bedoelde uitkomsten kan inbrengen in deze procedure. Kennelijk is het verzoek ingediend om de in 2.3 genoemde termijn van een jaar te sauveren.
3.2 Het hof ziet geen aanleiding om het verzoek op deze wijze in behandeling te nemen, omdat het verzoek om de hierna te noemen redenen kennelijk niet-ontvankelijk is.
ontvankelijkheid van het herzieningsverzoek
3.3 De Advocatenwet voorziet niet in de mogelijkheid om herziening te vragen van een uitspraak van het hof. Daarom is een verzoek om herziening van een uitspraak van het hof in beginsel niet-ontvankelijk en neemt het hof zo’n verzoek niet in behandeling. Desalniettemin wordt bij uitzondering een verzoek om herziening wel ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen in gevallen als bepaald in artikel 1.2 van het door het hof daartoe opgestelde herzieningsprotocol. Van zo’n uitzondering kan sprake zijn als in de procedure bij het hof geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden als gevolg waarvan (mogelijk) ten onrechte een klacht(onderdeel) geheel of gedeeltelijk gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 48 lid 2 Advocatenwet. In het herzieningsprotocol van het hof is onder 1.3 bepaald dat enkel advocaten, aan wie een maatregel is opgelegd in de betreffende beslissing, een beroep op die uitzonderingen als bedoeld in 1.2 van het protocol kunnen doen.
3.4 Verzoeker is in de tuchtprocedure de klagende partij en geen advocaat aan wie een maatregel is opgelegd. Verzoeker kan dan ook geen beroep doen op de in het herzieningsprotocol opgenomen uitzonderingen. Op grond van het voorgaande zal het herzieningsverzoek van verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard (vergelijk HvD 17 mei 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:90).
3.5 Het beroep van verzoeker op art. 6 EVRM, inhoudende dat geen sprake is van een eerlijk proces omdat een beklaagde advocaat wel en een klager geen recht heeft om herziening kan vragen, gaat niet op. Verzoeker miskent dat dit recht alleen toekomt aan de beklaagde advocaat aan wie een maatregel is opgelegd. Op de tuchtrechtspraak voor advocaten is artikel 6 EVRM van toepassing, omdat de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen in het geding kan zijn. In dit geval – waarbij de tegen de beklaagde advocaat ingediende klacht ongegrond is verklaard – is daarvan geen sprake, zodat een beroep op art. 6 EVRM faalt.
3.6 Het hof zal het verzoek op de voet van artikel 4.2 van het herzieningsprotocol daarom zonder mondelinge behandeling niet-ontvankelijk verklaren.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het herzieningsverzoek van verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 10 juni 2022.