Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:111
Zaaknummer
220062
Inhoudsindicatie
Appelverbod. Klager heeft aangevoerd dat de raad van discipline de beslissing op verzet onvoldoende heeft gemotiveerd en voorbij is gegaan aan de kern van de zaak. De door klager aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Dergelijke beroepsgronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor het aannemen van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en rechtvaardigen dus geen doorbreking van het appelverbod. Het beroep van klager zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
Uitspraak
van 10 juni 2022
in de zaak 220062
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 6 september 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 21-641/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:197 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 17 januari 2022 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:11 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 17 februari 2021 per e-mail en op 2 maart 2022 per post ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; een nagekomen e-mail van klager van 2 maart 2022 met bijlagen.
2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.
3 BEOORDELING
standpunt klager
3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet. Klager heeft – kort samengevat – aangevoerd dat de raad de beslissing op verzet onvoldoende heeft gemotiveerd en voorbij is gegaan aan de kern van de zaak. De raad had ambtshalve moeten toetsen of verweerder zich in Nederland ‘attorney at law’ mag noemen, omdat deze titel een beschermde titel is voor advocaten in de Verenigde Staten. Verder heeft de raad ten onrechte geoordeeld dat het op de weg van klager had gelegen om verweerder naar zijn deskundigheid te vragen.
maatstaf
3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Dit heet het appelverbod. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.
overwegingen hof
3.3 Het hof overweegt als volgt. Slechts de schending van fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor, leveren een grond op voor doorbreking van het appelverbod. De door klager aangevoerde gronden zien in essentie op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Dergelijke beroepsgronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor het aannemen van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en rechtvaardigen dus geen doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).
slotsom
3.4 Het beroep van klager zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 10 juni 2022.