Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-06-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:99
Zaaknummer
22-333/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Van het bewust onjuist voorlichten van de rechter is geen sprake. Evenmin is sprake van onnodig grievende uitlatingen jegens klager.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 13 juni 2022 in de zaak 22-333/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 april 2022 met kenmerk 1673657/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de bij e-mail van 17 mei 2022 door klager nagezonden stukken en van het bij e-mail van 30 mei 2022 door verweerster nagezonden stuk.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager is verwikkeld in een langlopend juridisch conflict met de heer Van K, die hoogleraar Caraïbische letteren aan de Universiteit van Amsterdam (UVA) is. In dat conflict heeft de heer van K klager beschuldigd van onder meer fraude met titels. In die procedure oordeelde het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in 2013 dat de heer van K deze beschuldigingen niet lichtvaardig had gedaan en achtte het voldoende aannemelijk dat klager academische titels had gevoerd die hem niet, of nog niet, toekwamen. In reconventie is klager verboden lasterlijke uitlatingen te doen over de heer van K. 1.2 Omdat gegevens over klager en dit conflict bij een zoekopdracht naar zijn naam via de zoekmachine Google op internet tevoorschijn kwamen, is klager begin 2018 een procedure gestart tegen het bedrijf Google LLC (hierna: Google) bij (eerst) de rechtbank Midden-Nederland (de rechtbank) en (in hoger beroep) bij het Hof Arnhem-Leeuwarden (het hof). Google werd in deze procedure als advocaat, onder meer, bijgestaan door verweerster. 1.3 Klager heeft in deze procedure verzocht om verwijdering van enkele zoekresultaten die verschijnen bij een zoekopdracht op zijn naam, op basis van artikel 17 jo. 21 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG; voorheen artikel 36 en 40 Wet bescherming persoonsgegevens; Wbp), ook wel bekend als het ‘zoekmachineverwijderingsrecht’. 1.4 Ten behoeve van de procedure bij de rechtbank heeft op 1 oktober 2018 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De rechtbank heeft klagers verzoek bij beschikking van 14 november 2018 afgewezen. Ten behoeve van de procedure bij het hof heeft op 31 augustus 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij beschikking van 9 november 2021 heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Hoewel verweerster in beide instanties één van de behandelend advocaten namens Google was, is de zitting in hoger beroep behandeld door haar kantoorgenoten, omdat verweerster op die zittingsdatum verhinderd was. 1.5 Op 3 januari 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster, dat zij stellingen in de procedures bij de rechtbank en het hof niet heeft beargumenteerd en onderbouwd en zij rechters hierdoor op het verkeerde been heeft gezet. Volgens klager heeft verweerster in de procedures zonder bewijs gesteld dat hij titelfraude en plagiaat zou hebben gepleegd en dat zowel de door hem overgelegde originele bullen als de affirmerende verklaringen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) vals zouden zijn.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 Voor zover klager zijn klacht ook heeft gericht tegen het advocatenkantoor waar klaagster werkzaam is - hetgeen niet duidelijk is -, overweegt de voorzitter het volgende. Het tuchtrecht voor advocaten ziet op klachten over het handelen van een individuele advocaat. Alleen indien het gedrag waarover wordt geklaagd alle leden van een maatschap of alle bestuurders van een naamloze of besloten vennootschap kan worden aangerekend, kan de klacht worden ontvangen als gericht tegen de individuele leden van de maatschap of bestuurders van de naamloze of besloten vennootschap. Dit laatste is niet gebleken, zodat de klacht, voor zover gericht tegen kantoor, kennelijk niet-ontvankelijk is. 4.2 Voor zover klagers klacht betrekking heeft op het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij overweegt de voorzitter voorts als volgt. De klacht ziet op het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. 4.3 Voorts geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.4 Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager geen toereikende onderbouwing gegeven ten aanzien van de verwijten die hij verweerster maakt. Dat hij het niet eens is met de stellingen die verweerster namens Google inneemt, is daartoe niet voldoende. Daartegenover staat dat verweerster in haar verweer de verwijten gemotiveerd heeft betwist en een context heeft gegeven aan de stellingen die door haar namens Google zijn ingenomen. Namens Google heeft verweerster het standpunt ingenomen dat de inhoud waar de litigieuze zoekresultaten naar verwezen (internetpagina’s waar op een of andere manier melding werd gemaakt van het conflict tussen klager en de heer Van K, en de beschuldiging van titelfraude) niet evident onjuist waren. Zij heeft de rechters hiermee niet onjuist voorgelicht en zich evenmin onnodig grievend over klager uitgelaten. Dat zij zonder argumentatie of onderbouwing tegenover de behandelend rechters zou hebben beweerd dat klager titelfraude heeft gepleegd en dat door hem overgelegde stukken vals zouden zijn is niet juist. Onder verwijzing naar de door verweerster overgelegde processtukken, heeft verweerster gemotiveerd gesteld dat deze stellingen terughoudender en genuanceerder zijn, en dus wezenlijk anders, dan een enkele beschuldiging dat klager titelfraude heeft gepleegd, of in de procedure tegen Google valse stukken zou hebben overgelegd. 4.5 Het is de voorzitter gelet op het voorgaande dan ook niet gebleken dat verweerster in de procedures die zij namens Google tegen klager heeft gevoerd de rechters (bewust) onjuist heeft voorgelicht dan wel zich onnodig grievend jegens klager heeft uitgedrukt. De voorzitter komt dan ook tot de slotsom dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet heeft overschreden. 4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 juni 2022