Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:92

Zaaknummer

22-451/DB/W

Inhoudsindicatie

Twee weken nadat zijn klachten ter zitting zijn behandeld, vraagt verzoeker de raad om een toezegging over een kwestie die de inhoud van de zaak betreft. De raad antwoordt daarop dat na het sluiten van de behandeling ter zitting niet meer inhoudelijk over zaken wordt gecorrespondeerd en dat op korte termijn een (tussen)uitspraak zal worden gedaan. Enige tijd en berichten later besluit verzoeker om de samenstelling van de raad te wraken. Dit wrakingsverzoek wordt afgewezen, omdat uit voormeld antwoord van de raad niet volgt dat sprake is van partijdigheid en vooringenomenheid. Bovendien heeft verzoeker geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de persoon van de betreffende tuchtrechters betreffen, hetgeen wel vereist is.

Uitspraak

Beslissing van de Wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden

van 9 juni 2022

in de zaak 22-451/DB/W

 

naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:

 

verzoeker

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden (hierna: de raad) zijn twee klachtzaken aanhangig onder nummers 21-473/AL/MN en 21-474/AL/MN met verzoeker als klager. De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2022 door mrs. P.F.A. Bierbooms, C.W.J. Okkerse, A.W. Siebenga, H.K. Scholtens en E.M.G. Pouls. Verzoeker heeft zich per email van 25 april 2022 tot de griffie van de raad gewend. Verzoeker heeft in deze email de raad (nogmaals) om de toezegging verzocht dat een serieuze inspanning zou worden gedaan om de vervalsing van stukken door mrs. M. en H. vast te stellen. Op 12 mei 2022 is door de griffie van de raad aan verzoeker bericht dat nadat de behandeling ter zitting is gesloten niet meer inhoudelijk over zaken wordt gecorrespondeerd. Verzoeker heeft per email van 12 mei 2022 als volgt gereageerd: “Dus de Raad van Discipline onder leiding van mr Bierbooms wil niet vaststellen dat door onderzoek of de heren M. en H. valse stukken tegen mij in een rechtszaak hebben ingebracht. Is mijn conclusie juist?” De griffie heeft per email van 17 mei 2022 aan verzoeker bericht dat de raad op 13 juni 2022 bij (tussen)beslissing uitspraak zou doen en dat voor het overige niet meer inhoudelijk over de klachtzaken kon worden gecorrespondeerd.Verzoeker heeft per e-mails van 18 en 25 mei 2022 opnieuw verzocht hem de door hem eerder gevraagde toezegging te geven, bij uitblijven waarvan hij aankondigde de samenstelling van de raad te wraken. Bij op 1 juni 2022 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van bovenvermelde tuchtrechters.

1.2 Het wrakingsverzoek is in behandeling genomen door de Wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, verder te noemen de wrakingskamer, als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem/Leeuwarden De griffier van de wrakingskamer heeft de gewraakte tuchtrechters verzocht op het wrakingsverzoek te reageren.

1.3 Verweerders hebben per e-mail van 7 juni 2022 bericht niet in de wraking te berusten.

1.4 De raad heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de e-mails van verzoeker van 25 april,12,17,18 en 25 mei en 1 juni 2022 en de e-mail van de gewraakte tuchtrechters van 7 juni 2022.

 

2 BEOORDELING

2.1     Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.

2.3     Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift zijn gronden voor wraking van genoemde tuchtrechters weergegeven. Deze gronden komen in de kern op het volgende neer. Er is sprake van de schijn van partijdigheid van de genoemde tuchtrechters, omdat deze niet willen toezeggen serieus onderzoek te doen naar het strafrechtelijk dan wel tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van mrs. M. en H. Omdat de gewraakte tuchtrechters geen toezegging aan verzoeker willen geven, kan verzoeker niet  anders concluderen dat zij geen serieus onderzoek willen doen en de vragen van verzoeker niet aan de door verzoeker beklaagde advocaten willen stellen. Dit is voor verzoeker een indicatie van vooringenomenheid en partijdigheid ten gunste van mrs.  M. en H.

2.4     Verzoeker heeft tijdens de zitting van de raad op 11 april 2022 zijn standpunt over het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van mrs. M. en H. toegelicht en de raad verzocht om hiernaar serieus onderzoek te doen, door de vragen van verzoeker aan de beklaagde advocaten voor te leggen. De voorzitter van de raad heeft verzoeker tijdens de zitting op 11 april 2022 voorgehouden dat op 13 juni 2022 door de raad op zijn verzoek bij (tussen)beslissing zou worden beslist. Hierna is de behandeling van de klacht gesloten en staan de klachtzaken voor uitspraak. Verzoeker heeft, nadat de behandeling van de klachtzaken was gesloten, voormeld verzoek per e-mail meerdere malen herhaald. De griffie van de raad heeft verzoeker bericht dat, nadat de behandeling in een klachtzaak is gesloten, niet meer inhoudelijk over die klachtzaak wordt gecorrespondeerd. Verzoeker heeft hieraan de conclusie verbonden dat de raad weigert aan zijn verzoek te voldoen en dat daarom sprake is van partijdigheid en vooringenomenheid van de betreffende tuchtrechters.

2.5     Ingevolge het bepaalde in artikel 1 lid 1 van het Wrakingsprotocol van de Raden van Discipline kan een tuchtrechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid in die zaak schade zou kunnen leiden. Het moet gaan om feiten of omstandigheden betreffende de persoon  van de tuchtrechter. Vast staat dat verzoeker ter zitting een verzoek heeft gedaan aan de raad, waarop door de raad bij (tussen)beslissing zal worden beslist. Verzoeker heeft die beslissing niet willen afwachten en om een inhoudelijke toezegging door de raad voor de uitspraakdatum verzocht. Nadat de behandeling van een klachtzaak is gesloten en die zaak voor uitspraak staat, kan niet meer inhoudelijk over die zaak worden gecommuniceerd met de raad. Verzoeker is door de griffie van de raad hierover geïnformeerd.  De raad volgt verzoeker niet in zijn stelling dat hieruit volgt dat sprake is van partijdigheid en vooringenomenheid van de betreffende tuchttrechters. Er is immers geen sprake van een weigering om op het verzoek van verzoeker te beslissen. Verzoeker dient gewoonweg de beslissing van de raad daarop af te wachten. Bovendien dient een wrakingsverzoek de persoon van de tuchtrechter betreffen. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, die de persoon van de betreffende tuchtrechters betreffen.

2.6     Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde tuchtrechters schade zou kunnen lijden.

2.7     Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De wrakingskamer zal, gelet op artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek zonder behandeling ter zitting afwijzen.

 

BESLISSING

De wrakingskamer :

verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;

bepaalt dat de raad in de hoofdzaken met nummers 21-473 en 21-474/AL/MN  uitspraak zal doen op 13 juni 2022.

 

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.

 

Griffier                                                                                     Voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 9 juni 2022