Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-06-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:102

Zaaknummer

22-297/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klager klaagt over het algemeen belang en heeft dan ook geen rechtstreeks belang bij zijn klacht. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 13 juni 2022 in de zaak 22-297/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager gemachtigde: mr. C. Jankie

over:

     verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 21 maart 2022 met kenmerk td/ss/1499180, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is verwikkeld in een aantal procedures tegen de gemeente Haarlemmermeer (hierna: de gemeente). 1.2    Verweerster staat de gemeente in die procedures bij als advocaat. 1.3    Op 30 juli 2021 heeft de gemachtigde van klager namens klager een klacht ingediend over verweerster. Op 30 augustus 2021 en 24 september 2021 is de klacht aangevuld.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt doordat zij zich zonder besluit of machtiging van de gemeente als gemachtigde heeft gesteld in de procedures tegen klager. 2.2    Klager licht zijn klacht als volgt toe. Uit de bestuurlijke informatie van de gemeente blijkt volgens klager niet dat er een besluit of machtiging ligt op grond waarvan verweerster namens de gemeente mag optreden. Klager stelt zich op het standpunt dat een advocaat een schriftelijke opdrachtbevestiging dient te hebben die de deken kan controleren. Volgens klager is er geen wettelijke grondslag om verweerster aan te merken als gemachtigde van het bestuursorgaan. Verweerster schendt daarmee de integriteit van de beroepsgroep en zet aan tot schending van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) door medewerkers van de gemeente. Ook schendt verweerster zelf de AVG, omdat zij volgens klager beter hoort te weten. Verder klaagt klager erover dat het voor particulieren zoals hij vrijwel onmogelijk is om aan rechtsbijstand te komen, omdat advocatenkantoren geen particulieren meer willen bedienen (tenzij die vermogend zijn) maar alleen grote instellingen (zoals overheden die niet op de centen letten en in ieder geval niet in control zijn van hun middelen). Tot slot verzoekt klager op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) om de schriftelijke opdrachtbevestiging die verweerster zou moeten hebben op grond van de richtlijn die geldt voor advocaten.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen. 4.2    De voorzitter overweegt dat de vraag of verweerster op de juiste wijze is gemachtigd om namens de gemeente op te treden een aangelegenheid is die uitsluitend speelt in de relatie tussen verweerster en haar opdrachtgeefster - de gemeente - en dat deze klager als wederpartij niet regardeert. Hieruit volgt dat klager geen rechtstreeks belang heeft bij zijn klacht hierover. Voor zover klager klaagt over misstanden die volgens hem in de advocatuur bestaan, en dat advocatenkantoren alleen willen optreden voor grote instellingen en vermogende particulieren, gaat het om het algemeen belang en is het klachtrecht in deze, zoals hiervoor is overwogen, voorbehouden aan de deken. De klacht zal gelet hierop dus kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard. 4.3    Verder overweegt de voorzitter nog het volgende. Voor zover klager zijn klacht over de AVG handhaaft - dat blijkt niet duidelijk uit het klachtdossier - en in dat verband stelt dat verweerster met haar handelwijze in strijd heeft gehandeld met de AVG, geldt dat het niet alleen onduidelijk is waar klager met zijn klacht precies op doelt, maar dat dit bovendien geen kwestie is waarover de tuchtrechter kan beslissen. 4.4    Verder begrijpt de voorzitter dat het WOB-verzoek, dat door de deken niet-ontvankelijk is verklaard, niet aan de raad wordt gedaan. Voor zover dit wel het geval zou zijn, is dit evenmin een aangelegenheid waarover de tuchtrechter bevoegd is te oordelen. Het verzoek zou in zoverre dan ook eveneens kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.   4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 13 juni 2022