Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:90

Zaaknummer

22-385/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat van de wederpartij. Advocaat heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij in de nalatenschapskwestie steeds de belangen van haar cliënt heeft behartigd, waarbij zij gelet op de familiaire belangen ook heeft getracht rekening te houden met de belangen van klaagster. Klaagster heeft daarentegen haar stelling dat verweerster haar (financiële) belangen nodeloos heeft geschaad niet met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd, noch bewijs overgelegd. 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch van 30 mei 2022

in de zaak 22-385/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over:

 

verweerster

 

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 6 mei 2022 met kenmerk K21-124, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. De voorzitter heeft tevens kennis genomen van de email van verweerster van 19 mei 2022, met bijlagen (producties 9 tot en met 31).

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klaagster is verwikkeld in een geschil met haar broer betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van partijen. Klaagster werd hierin aanvankelijk bijgestaan door mr. C, later door mr. B. Verweerster heeft de broer van klaagster in dit geschil bijgestaan.

1.2 Partijen zijn overeengekomen dat de broer van klaagster de mogelijkheid van een hypothecaire geldlening zou onderzoeken om daarmee de ouderlijke woning over te nemen.

1.3 De broer van klaagster was in januari 2021 een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden aangegaan. Toen de arbeidsovereenkomst in augustus 2021 werd omgezet in en overeenkomst voor onbepaalde tijd,  heeft de broer van klaagster bij de hypotheekverstrekker een aanvraag voor een hypothecaire geldlening ingediend. De bank heeft hem vervolgens om nadere informatie en bescheiden verzocht, waaronder een afschrift van een door partijen ondertekende koopovereenkomst. De broer van klaagster heeft tot zekerheidsstelling aan klaagster, middels betaling op de derdengeldrekening van de advocaat van klaagster, een voorschot op de overeengekomen koopsom voor het woonhuis aan klaagster betaald.

1.4 In oktober 2021 heeft mr B de behartiging van de belangen van klaagster overgenomen van mr C.

1.5 Klaagster heeft zich op 1 december 2021 met een klacht over verweerster tot de deken gewend.

1.6 In december 2021 is een hypothecaire geldlening aan de cliënt van verweerster verstrekt.  

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klaagster nodeloos geschaad.

Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Verweerster rekt de zaak tussen klaagster en haar broer alleen maar. Zij heeft een akte van verdeling van de erfenis van de ouders van partijen, waarbij verweerster de broer van klaagster vertegenwoordigt, zolang gerekt dat ook hij enorme kosten tegemoet te zien heeft en dat klaagster het water aan haar lippen heeft staan. Beide advocaten hebben de akte van verdeling om willen zetten naar een koopovereenkomst met alle gevolgen van dien. Verweerster belooft dingen die zij niet kan waarmaken en informeert haar cliënt niet juist.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 Verweerster heeft als meest verstrekkend verweer de niet-ontvankelijkheid van de klacht aangevoerd. Verweerster heeft gemotiveerd aangevoerd op grond waarvan zij in twijfel trekt dat de klacht daadwerkelijk door klaagster is ingediend. Klaagster heeft  in een ondertekende verklaring verklaard dat de klacht door haar zelf is ingediend. De voorzitter gaat er, gelet op deze verklaring en zonder bewijs dat deze verklaring niet van klaagster afkomstig is, van uit dat de klacht door klaagster is ingediend. De voorzitter ziet op grond hiervan geen aanleiding de klacht niet-ontvankelijk te verklaren en gaat daarom over tot de inhoudelijk beoordeling van de klacht.

4.2 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in de hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klaagster. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3 Verweerster trad op als advocaat van de broer van klaagster. Het was haar taak de belangen van haar cliënt te behartigen. Zij behoefde daarbij in beginsel enkel rekening te houden met de belangen van haar cliënt. Dit is slechts anders indien zij de belangen van klaagster nodeloos zou hebben geschaad, waarvan haar een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Hiervan is in deze zaak niet gebleken. Verweerster heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij steeds de belangen van haar cliënt heeft behartigd, waarbij zij, mede gelet op de familiare verhoudingen tussen partijen, heeft getracht ook rekening te houden met de belangen van klaagster, waarbij zij de (opvolgende) advocaat van klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van het verloop van de hypotheekaanvraag. Klaagster heeft daarentegen haar stelling dat verweerster haar (financiële) belangen nodeloos heeft geschaad, niet met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd, noch bewijs daarvan overgelegd.  Het kan zo zijn dat het verloop van de zaak klaagster niet welgevallig is, maar dat betekent niet dat verweerster hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

Verzonden op: 30 mei 2022