Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:93

Zaaknummer

22-212/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kwaliteit dienstverlening en beleidsvrijheid advocaat. Mogelijkheid van waarneming door een kantoorgenoot in de opdrachtbevestiging opgenomen. Tegen de waarneming als zodanig is door klager ook niet geprotesteerd. De klacht over de kwaliteit van de dienstverlening betreft het optreden van de waarneemster en niet van verweerster. Geen sprake van excessief declareren. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 30 mei 2022 in de zaak 22-212/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 maart 2022 met kenmerk 2020-1288360/EJH/FS/CvdS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager heeft zich begin september 2020 tot verweerster gewend voor bijstand in verband met een echtscheiding c.a. Verweerster heeft klager op 1 september 2020 telefonisch  over de zaak gesproken en hem diezelfde dag haar opdrachtbevestiging gezonden. Daarin heeft zij onder meer vermeld dat zij klager op betalende basis zou bijstaan, dat er maandelijks zou worden gefactureerd en dat in voorkomende gevallen andere personen dan zijzelf in de zaak werkzaam kunnen zijn. Voorts heeft verweerster op deze datum aan klager een stappenplan en een voorschotfactuur gestuurd. 1.2    Verweerster heeft van 1 tot en met 11 september 2020 werkzaamheden voor klager verricht, waaronder het opstellen van een concept echtscheidingsconvenant dat zij op 9 september 2020 aan klager toegezonden heeft. 1.3    Op 12 september 2020 is verweerster slachtoffer geworden van een gasexplosie, waarbij zij zeer ernstig gewond is geraakt. 1.4    Op 18 september 2020 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij om gezondheidsredenen niet/zeer beperkt kon werken en dat een kantoorgenoot, mr. V., voor haar zou waarnemen tot zij weer hersteld was. Klager heeft daartegen niet geprotesteerd.   1.5    Op 1 oktober 2020 heeft het kantoor van verweerster aan klager een declaratie gezonden voor de tot die datum voor hem verrichte werkzaamheden. 1.6    Op 9 oktober 2020 is het concept echtscheidingsverzoek door mr. V. aan klager gezonden. Klager heeft daarop niet gereageerd. 1.7    Op 19 oktober 2020 heeft verweerster klager laten weten dat zij haar werkzaamheden weer gedeeltelijk had hervat en zijn zaak weer zou oppakken. Tevens heeft zij hem die dag laten weten welke stukken zij nodig had om een alimentatieberekening op te stellen. Klager heeft daarop niet gereageerd. 1.8    Op 27 oktober 2020 heeft klager verweerster laten weten dat hij het dossier wilde sluiten. 1.9    Op 29 oktober 2020 heeft verweerster aan klager haar eindnota gezonden. 1.10    Klager weigert de declaraties van (het kantoor van) verweerster ad totaal EURO 1.705,33 te voldoen. Het kantoor van verweerster heeft voor de inning van de openstaande declaraties een deurwaarder ingeschakeld. 1.11    Op 26 november 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 1.12    Op 1 januari 2021 heeft verweerster haar werkzaamheden als advocaat weer volledig hervat.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat de kwaliteit van haar dienstverlening onvoldoende was, dat er dubbel werk is verricht en dat verweerster excessief heeft gedeclareerd. 3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Vooropgesteld wordt dat bij de beoordeling van een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door een advocaat rekening dient te worden gehouden met het feit dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. 4.2    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster niet in strijd gehandeld met de bovenstaande maatstaf. In de opdrachtbevestiging staat dat in voorkomend geval andere personen in de zaak werkzaam kunnen zijn. Klager heeft ook nooit tegen de waarneming door mr. V. geprotesteerd. Dat de waarneming niet aan de daaraan te stellen eisen heeft voldaan en/of tot dubbele werkzaamheden heeft geleid, is door verweerster gemotiveerd betwist en blijkt ook niet uit de zich in het dossier bevindende stukken. Bovendien betreft onderhavige klacht niet het optreden van mr. V. in haar hoedanigheid van waarneemster van verweerster. 4.3    Aangezien het klager zelf is geweest die om sluiting van het dossier heeft verzocht, valt niet in te zien dat verweerster klager in de steek heeft gelaten. 4.4    Voor wat betreft de hoogte van de declaraties geldt dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie niet oordeelt over declaratiegeschillen. De tuchtrechter moet echter wel beoordelen of excessief is gedeclareerd. De voorzitter ziet echter geen grond om aan te nemen dat verweerster voor haar werkzaamheden excessief heeft gedeclareerd. 4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2022.

Griffier         Voorzitter