Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:106

Zaaknummer

22-131/AL/NN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft opgetreden als (voormalig) zzp-er/klachtbehandelaar in opdracht van een gemeente op de klacht van klager. Verweerster heeft de klacht van klager volgens de wettelijke bepalingen in de Awb behandeld. Zij mocht daarbij afgaan op van de gemeente ontvangen informatie. Ook aan klager is immers de gelegenheid geboden om (telefonisch) gehoord te worden op zijn klacht. Verweerster heeft aan haar 'rapportage met bevindingen' op de klacht haar telefoonverslag en ook de opmerkingen van klager daarop, gehecht. Daarmee kon verweerster volstaan. Ook verder is de voorzitter niet gebleken dat door het handelen van verweerster het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2022 in de zaak 22-131/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster tot 16 december 2021 advocaat te [plaats]

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Noord-Nederland  (hierna: de deken) van 15 februari 2022 met kenmerk 2021 KNN150/1573752, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Bij brief van 20 augustus 2021 heeft klager bij de gemeente V een klacht ingediend wegens nalatigheid van een medewerker met betrekking tot het bouw- en handhavingsdossier van de [straatnaam en nummer] te H. 1.2 Verweerster heeft tot 1 oktober 2021 als gedetacheerd zzp-er werkzaamheden verricht voor de gemeente V.  1.3 Per e-mail van 21 september 2021 heeft verweerster aan klager de ontvangst van zijn klacht over de medewerker van gemeente V met betrekking tot het houden van toezicht op zijn woning bevestigd en in die e-mail ook gemeld dat zij de klachtbehandelaar is. Zij heeft aan klager de gelegenheid gegeven om telefonisch door haar te worden gehoord over zijn klacht. 1.4 Daarop heeft klager per e-mail van 22 september 2021 gereageerd en heeft in deze e-mail zijn klacht verduidelijkt en zijn telefoonnummer doorgegeven voor telefonisch verhoor. 1.5 Op 23 september 2021 heeft verweerster de echtgenote van klager gehoord over de klacht tegen de gemeente V. 1.6 Bij haar e-mail van 28 september 2021 heeft verweerster ter controle aan klager haar concept-gespreksverslag naar aanleiding van het telefonisch horen gestuurd. In haar e mail heeft zij klager gevraagd om uiterlijk de volgende dag zijn instemming daarmee te geven of eventuele wijzigingen aan haar door te geven. 1.7 Daarop heeft klager met zijn e-mail van 29 september 2021 gereageerd. Zowel in deze e-mail, als in het door hem bijgevoegde concept-gespreksverslag, heeft klager aanpassingen aan verweerster voorgesteld. 1.8 Verweerster heeft daarna als klachtbehandelaar een “Rapport- bevindingen en beoordeling klachten” naar aanleiding van de klacht van klager gemaakt. In haar rapportage heeft verweerster, onder meer, verwezen naar de door haar op 29 september 2021 van klager ontvangen suggesties op haar gespreksverslag van 28 september 2021. Ook heeft zij daarin vermeld dat de opmerkingen van klager als bijlage aan het rapport zijn gehecht en daaraan zijn toegevoegd. 1.9 Bij brief van 14 oktober 2021 namens het college van B&W van de gemeente V heeft klager de beslissing op zijn klacht ontvangen. In de beslissing is zijn klacht deels als terecht en deels als onterecht beoordeeld. 1.10 Per e-mail van 21 oktober 2021 aan verweerster op het e-mailadres van de gemeente V heeft klager zijn verbazing uitgesproken over het feit dat zij, zoals eerder toegezegd, niet in haar verslag voor de gemeente V de door klager op 29 september 2021 voorgestelde wijzigingen heeft doorgevoerd. Klager heeft in zijn e-mail een klacht tegen verweerster aangekondigd wegens haar opzettelijk nadelige handelen en heeft haar verzocht om voor 1 november 2021 te reageren. Verweerster heeft hierop niet gereageerd. 1.11 Op 1 november 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) een onjuiste weergave van de klachten en feiten in een door haar opgesteld verslag niet te wijzigen aan de hand van de door klager gemaakte opmerkingen op haar conceptrapport, maar opzettelijk in het belang van de gemeente de opmerkingen van klager slechts als bijlage bij de definitieve rapportage te voegen; b) in strijd met gedragsregel 8 het door haar opgestelde “Rapport - bevindingen en beoordeling klachten” geheel op onjuiste feiten te baseren, waardoor verweerster niet integer heeft gehandeld jegens klager en zijn echtgenote; c) onjuist te rapporteren, waardoor de gemeente de klacht van klager tegen de gemeente op onjuiste feiten en aannames heeft beoordeeld en afgehandeld; d) niet te reageren op de e-mail van klager van 21 oktober 2021, waarin klager haar, nadat hij op 14 oktober 2021 de beslissing van het College van B & W van de gemeente V had ontvangen, heeft aangesproken op het ongewijzigd laten van haar rapportage.

3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdelen a) tot en met c) 3.2 Verweerster is afgegaan op de informatie die haar namens het College van B & W is verstrekt in haar hoedanigheid van klachtbehandelaar. Zij mocht op de juistheid daarvan afgaan en betwist dat zij een onjuiste klachtomschrijving of onwaarheden in haar rapport heeft opgenomen. Van enige opzet om nadelig voor klager te handelen, was geen sprake. 3.3 Volgens verweerster schrijft artikel 9:15 lid 4 Awb voor dat bij klachtbehandeling een rapport van bevindingen, met een advies en eventuele aanbevelingen, aan het College van B&W moet worden gestuurd en dat het rapport een verslag van het horen van de klagende partij moet bevatten. Zij heeft de vrouw van klager telefonisch gehoord. Het gespreksverslag daarvan heeft zij ter controle aan klager gestuurd. De daarop van klager ontvangen opmerkingen heeft verweerster, zoals te doen gebruikelijk, als bijlage bij de rapportage gevoegd voor het College van B&W. Hiermee heeft zij voldaan aan de haar opgedragen taak om de klacht van klager te behandelen en daarover te adviseren. De definitieve beslissing op de klacht was uiteindelijk voorbehouden aan het College van B&W. Voor zover klager zich daarin niet kon vinden, had hij zich bij de Nationale Ombudsman kunnen melden.Klachtonderdeel d) 3.4 De e-mail van klager van 21 oktober 2021 heeft verweerster niet bereikt, doordat zij toen geen werkzaamheden meer voor de gemeente V verrichtte.

4 BEOORDELING 4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van (voormalig) zzp-er/ klachtbehandelaar in opdracht van de gemeente V op de klacht van klager. 4.2 De voorzitter neemt als uitgangspunt dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, bijvoorbeeld als ingehuurde klachtbehandelaar, blijft voor die advocaat het advocatentuchtrecht gelden. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt (HvD 7 april 2014, 6984). Concreet betekent dit dat in dit geding de vraag voorligt of verweerster zich bij de vervulling van haar functie van klachtbehandelaar van de gemeente V op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter zal de klachtonderdelen met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.Klachtonderdelen a), b) en c) 4.3 De voorzitter ziet aanleiding om deze samenhangende verwijten gelijktijdig te beoordelen. 4.4 Uit de stukken is de voorzitter gebleken dat verweerster de klacht van klager heeft behandeld volgens de wettelijke bepalingen in de Awb. Daarbij mocht zij zonder nader onderzoek afgaan op de informatie die zij van de gemeente V had ontvangen. Verweerster heeft immers aan klager de gelegenheid geboden om telefonisch gehoord te worden over de inhoud en onderbouwing van zijn klacht tegen de medewerker van de gemeente V. Op verzoek van klager is de vrouw van klager daarna telefonisch door verweerster gehoord. Verweerster heeft vervolgens haar rapportage met bevindingen opgesteld en haar gespreksverslag en de opmerkingen van klager aan de rapportage gehecht en daarnaar verwezen. Alhoewel de voorzitter begrijpt dat klager op grond van de tekst van de e-mail van verweerster van 28 september 2021 heeft kunnen denken dat verweerster zijn opmerkingen in het definitieve telefoonverslag zou verwerken, is de voorzitter niet gebleken dat het aanhechten van het commentaar van klager tot een andere uitkomst voor klager heeft geleid dan nu het geval was. Het gaat er uiteindelijk om dat het College van B&W voorafgaand aan de beslissing op de klacht van klager van diens op- een aanmerkingen kennis heeft kunnen nemen en daarvan was sprake door toezending daarvan door verweerster bij haar rapportage. Daarmee was de taak van verweerster afgehandeld. 4.5 Niet is gebleken dat door deze handelwijze van verweerster het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter zal de klachtonderdelen a) tot en met c) dan ook kennelijk ongegrond verklaren.Ad klachtonderdeel d) 4.6 Vast staat dat verweerster tot 1 oktober 2021 werkzaamheden voor de gemeente V heeft gedaan. Nu verweerster onbetwist heeft gesteld dat zij de e-mail van klager van 21 oktober 2021 niet alsnog via de gemeente V heeft ontvangen, kan haar tuchtrechtelijk niet worden verweten dat zij daarop niet heeft gereageerd of dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De voorzitter zal ook klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.

Griffier                            Voorzitter Verzonden d.d. 19 april 2022