Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:95

Zaaknummer

21-503/AL/MN

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 11 april 2022 in de zaak 21-503/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 augustus 2021 op de klacht van:

klaagster oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 8 april 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 7 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1374413 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 2 augustus 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 2 augustus 2021 verzonden aan partijen. 1.4 Op 21 augustus 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De griffie van de raad heeft het verzetschrift op die datum digitaal van klaagster ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 februari 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat klaagster niet direct in haar belang is getroffen, terwijl dat wel het geval is. De raad dient haar verzet gegrond te verklaren en na inhoudelijke beoordeling haar klachtonderdelen gegrond te verklaren. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgrond niet slaagt; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. M.H. Pluymen, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2022.   Griffier                                              Voorzitter   Verzonden d.d. 11 april 2022