Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:80
Zaaknummer
22-019/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat de advocaat, zoals klagers stellen, de belangen van klagers onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, doordat hij tegen de kennelijke wil van klagers aan de wederpartij heeft voorgesteld om via mediation tot een oplossing te komen. Toen bleek dat klagers zich niet konden vinden in het voorstel aan de advocaat van de wederpartij, heeft verweerder klagers er terecht op gewezen dat zij, indien zij zich niet konden vinden in de aanpak van verweerder, zich tot een andere advocaat dienden te wenden. Klagers en verweerder zijn vervolgens tot overeenstemming gekomen dat verweerder zijn werkzaamheden voor klagers zou beëindigen.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 23 mei 2022
in de zaak 22-019/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 25 juni 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 6 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-066 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 april 2022. Daarbij waren klagers en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr.X, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 14. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van klagers van 20 januari 2020, door de raad ontvangen op 22 januari 2022, met bijlagen, waaronder een usb stick.
2 FEITEN
2.1 Verweerder heeft klagers in de periode januari-februari 2021 bijgestaan in een burengeschil.
2.2 Verweerder heeft bij brief van 28 januari 2021 de wederpartij van klagers gesommeerd om de op de woning van klagers gerichte camera onverwijld, althans binnen drie werkdagen, te verwijderen en verwijderd te houden, bij gebreke waarvan hij rechtsmaatregelen aankondigde. Verweerder schreef tot slot het volgende : “Ik geef u daarnaast in overweging om toch nog eens buurtbemiddeling te overwegen. Mijn cliënten staan daar in ieder geval nog steeds voor open.”
2.3 Klager heeft per email van 15 februari 2021 aan verweerder bericht dat de in de sommatiebrief vermelde termijn ruim was verstreken en hem verzocht een procedure aanhangig te maken. Verweerder heeft per email van 16 februari 2021 geantwoord en aan klagers bericht een kortgedingzitting aan te zullen vragen bij de rechtbank. Verweerder heeft klagers er voorts op gewezen dat ter zitting voldoende bewijs moest zijn ten aanzien van de aanwezigheid van de op hun woning gerichte camera en op het risico van een proceskostenveroordeling bij verlies van de procedure.
2.4 Verweerder schreef per e-mail van 24 februari 2021 het volgende aan klagers : “Bijgevoegd treft u de conceptdagvaarding aan inzake de camera. (….) Ik heb de advocaat van de familie (….) gevraagd of hij wellicht kan bewerkstelligen dat zijn cliënten mee gaan werken aan buurtbemiddeling of mediation. Als men daartoe bereid is, ga ik u adviseren dat eens te beproeven, voordat er een rechtszaak wordt doorgezet. Dat lijkt mij dan namelijk hoogst onverstandig. (….)”.
2.5 Klager heeft per e-mail van 26 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen het voorstel tot bemiddeling aan de advocaat van de wederpartij van verweerder. Verweerder heeft per e-mail van 26 februari 2021 uitleg gegeven over de gekozen aanpak en bericht daar nog steeds achter te staan. Hij heeft aan klager voorgesteld om, indien klagers zich niet in die aanpak konden vinden, zich tot een andere advocaat te wenden. Verweerder heeft klagers bericht vanwege de ontstane vertrouwensbreuk zijn werkzaamheden voor klagers neer te leggen.
2.6 Klagers hebben verweerder per e-mail van 5 maart 2021 bericht ermee in te stemmen dat verweerder zijn werkzaamheden voor hen beëindigde en hem verzocht zich als advocaat van klagers te onttrekken. Verweerder heeft klagers per e-mail van 5 maart 2021 bericht dat hij de rechtbank had bericht dat hij zich onttrok als advocaat van klagers. Klagers hebben de rechtbank bericht de kort geding procedure vanwege een breuk met hun advocaat in te trekken.
2.7 Klagers hebben zich op 9 maart 2021 tot mr G gewend met het verzoek de behandeling van de zaak over te nemen. Mr. G heeft op 9 maart 2021 namens klagers aan de rechtbank en de advocaat van de wederpartij bericht dat het kort geding (d.d. 25 maart 2021) werd ingetrokken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende:
verweerder heeft de belangen van klagers onvoldoende zorgvuldig behartigd. Verweerder heeft in strijd met de kennelijke wil van klagers aan de wederpartij voorgesteld om via bemiddeling tot een oplossing te komen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De advocaat dient voorts in overleg met de cliënt dient te bepalen met welk beleid de behandeling van de zaak het beste is gediend. Daarbij geldt dat het de verantwoordelijkheid van de advocaat is om de mogelijkheden en onmogelijkheden in de zaak in kaart te brengen. Een advocaat is de gids van de cliënt bij het vinden van een oplossing en tegelijkertijd de poortwachter naar een procedure. In het algemeen is het belang van een cliënt meer gediend met de-escalatie en een snelle en rechtvaardige oplossing. Een advocaat dient daarom steeds voor ogen te houden dat een minnelijke regeling de voorkeur verdient. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.
5.2 Verweerder heeft zich in de zaak van klagers, gelet op de aard van de zaak, steeds op het standpunt gesteld dat een minnelijke regeling de voorkeur verdiende en daarom mediation/buurtbemiddeling voorgesteld. Uit de aan de raad overlegde stukken en het ter zitting verhandelde volgt dat klagers, na hun aanvankelijke weerstand tegen het voorstel tot mediation/buurtbemiddeling, akkoord zijn gegaan met de inhoud van de sommatiebrief van 28 januari 2021 aan de wederpartij, waarin verweerder namens klagers te kennen gaf dat zij open stonden voor buurtbemiddeling. Niet gebleken is dat klagers na verzending van de sommatiebrief aan verweerder te kennen hebben gegeven dat zij niet langer voor buurtbemiddeling openstonden. Klager heeft op 15 februari 2021 aan verweerder verzocht om een procedure op te starten, waarna verweerder een concept dagvaarding heeft opgesteld. Dit stond er echter niet aan in de weg dat verweerder, alvorens de procedure daadwerkelijk op te starten, de advocaat van de wederpartij verzocht te bewerkstelligen dat zijn cliënten mee gingen werken aan buurtbemiddeling of mediation.
5.3 De raad kan op grond van het bovenstaande niet vaststellen dat verweerder, zoals klagers stellen, de belangen van klagers onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, doordat hij tegen de kennelijke wil van klagers aan de wederpartij heeft voorgesteld om via mediation tot een oplossing te komen. Toen bleek dat klagers zich niet konden vinden in het voorstel aan de advocaat van de wederpartij, heeft verweerder klagers er terecht op gewezen dat zij, indien zij zich niet konden vinden in de aanpak van verweerder, zich tot een andere advocaat dienden te wenden. Klagers en verweerder zijn vervolgens tot overeenstemming gekomen dat verweerder zijn werkzaamheden voor klagers zou beëindigen. Verweerder heeft vervolgens zijn werkzaamheden zorgvuldig en niet op een ongelegen moment neergelegd.
5.4 De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken en N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 mei 2022