Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:75
Zaaknummer
21-882/A/A
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Ongegronde klacht van een advocaat over een advocaat. De uitlatingen die verweerder tegenover derden heeft gedaan betreffen de positie die klager in dat gesprek innam en raken niet aan de inhoud van de schikkingsonderhandelingen, als bedoeld in gedragsregel 27.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 23 mei 2022 in de zaak 21-882/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klager gemachtigden: mrs. R. Sanders en J.A.I. Verheul
over:
advocaat te Amsterdam verweerder gemachtigden: mrs. J. Mencke en N. Fanoy
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 11 juni 2020 hebben klager en mr. De M bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Op 5 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2020-1194022/EJH/AvO van de deken ontvangen. 1.2 Mr. De M heeft zijn klacht op 17 maart 2022 ingetrokken, zodat uitsluitend de klacht van klager ter beoordeling voorligt. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 april 2022 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn gemachtigden, en verweerder, bijgestaan door één van zijn gemachtigden, mr. F. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klager treedt op voor een besloten vennootschap (hierna: D B.V.), waarvan S de eigenaar en enig bestuurder is. 2.3 Verweerder staat Van E bij die tot haar ontslag in 2019 bij D B.V. werkzaam was, laatstelijk in de functie van directeur. 2.4 Tussen Van E enerzijds en D B.V. en S is veelvuldig geprocedeerd. 2.5 Op 2 april 2020 heeft een pleidooi plaatsgevonden in een executiegeschil tussen Van E en D B.V. bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel. Van E werd bijgestaan door (onder meer) verweerder. D B.V. werd bijgestaan door mr. De M. De voorzieningenrechter had partijen de opdracht gegeven om een schikking te beproeven. 2.6 Bij e-mail van 5 april 2020 heeft verweerder mr. De M met het oog op de schikkingsbespreking het volgende bericht: “Aangezien ik deze e-mail in het kader van de schikking heb geschreven ga ik ervan uit dat deze e-mail, net als ons gesprek van maandag, confraterneel wordt behandeld. Als u daar anders over denkt, dan hoor ik dat graag direct.” 2.7 Op 6 april 2020 heeft schikkingsbespreking plaatsgevonden in aanwezigheid van klager, mr. De M en verweerder. 2.8 Op 23 april 2020 heeft verweerder namens Van E bij de deken over klager een klacht ingediend. Deze klacht is bij de raad geregistreerd onder het kenmerk 21-614/A/A.
2.9 Ten behoeve van de zitting op 20 mei 2020 bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo in een ander executiegeschil tussen van E en D B.V heeft verweerder een conclusie van antwoord ingediend waarvan de inhoud mede onderwerp van deze klacht is. 2.10 Klager heeft op 11 juni 2020 bij de deken over verweerder onderhavige klacht ingediend.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht luidt dat verweerder de tussen advocaten afgesproken vertrouwelijkheid heeft geschonden door uitlatingen te doen over de schikkingsbespreking van 6 april 2020. Daarmee heeft verweerder gehandeld in strijd met de gedragsregels 26 en 27 en de mondelinge afspraak die tussen verweerder en klager was gemaakt. Verweerder heeft zich gelet hierop niet gedragen zoals het een advocaat betaamt.
4 VERWEER 4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De raad zal het optreden van verweerder met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen. 5.2 Klager verwijt verweerder dat hij de tussen advocaten geldende vertrouwelijkheid heeft geschonden en daarmee in strijd met de gedragsregels 26 en 27 heeft gehandeld (en met een mondelinge afspraak tussen hem en verweerder). Klager licht zijn klacht als volgt toe. Partijen hadden nadrukkelijk afgesproken dat over de inhoud van de schikkingsbespreking van 6 april 2020 geen mededelingen zouden worden gedaan aan derden of aan de rechter. Verweerder had zelf ook de behoefte om de vertrouwelijkheid van het gesprek (dat naar zijn aard al vertrouwelijk was, omdat het schikkingsonderhandelingen betrof en zodoende onder gedragsregel 27 viel) naar een hoger niveau te tillen door de vertrouwelijkheid van het gesprek in zijn e-mail van 5 april 2020 aan mr. De M te bevestigen. Gelet op gedragsregel 3 lid 5 gold die overeengekomen vertrouwelijkheid niet alleen tussen klager en mr. De M maar ook tussen klager en verweerder. Verweerder heeft de vertrouwelijkheid geschonden door in de klacht van 23 april 2020 (kenmerk 21-614/A/A) bijzonderheden over de verkenning van een oplossing te vermelden. Daarnaast heeft verweerder ook delen van het vertrouwelijke gesprek van 6 april 2020 prijsgegeven aan de rechter in zijn conclusie van antwoord ten behoeve van de zitting van 20 mei 2020. Verweerder geeft hierin namelijk een beschrijving van de gang van zaken tijdens dat gesprek en de rol die klager in dat gesprek innam. Door schending van de vertrouwelijkheid heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, aldus klager. 5.3 Verweerder voert hiertegen het volgende aan. De vertrouwelijkheid in de door klager aangehaalde passage uit verweerders e-mailbericht van 5 april 2020 heeft betrekking op mededelingen gedaan in het kader van de schikkingsonderhandelingen. Bij de schikkingsbespreking van 6 april 2020 was naast mr. De M ook klager aanwezig, hoewel deze niet was uitgenodigd. Klager voerde namens D B.V. en S het woord en besprak bovendien in het bijzijn van mr. De M ook zijn conclusies van het nog lopende fraudeonderzoek dat hij namens D B.V. verrichtte. Deze conclusies hadden niets te maken met de schikkingsonderhandelingen. Het gegeven dat klager enerzijds als onafhankelijk advocaat-onderzoeker een intern fraudeonderzoek verrichtte voor D B.V. onder meer naar gedragingen van Van E en anderzijds namens D B.V. en S als onderhandelaar optrad in een geschil tegen Van E heeft verweerder in de klacht van 23 april 2020 onder de aandacht van de deken en in zijn conclusie van antwoord onder de aandacht van de rechtbank gebracht. Nu beide uitlatingen geen betrekking hebben op de inhoud van de schikking maar alleen op de positie van klager als onafhankelijk advocaat-onderzoeker, stond het verweerder vrij om deze feiten over het optreden van klager naar voren te brengen. Gedragsregel 26 ziet op vertrouwelijke mededelingen. Uit zijn e-mailbericht van 5 april 2020 blijkt duidelijk dat verweerder doelt op mededelingen die gedaan zouden worden in het kader van de schikking. Verweerders mededelingen zijn niet in het kader van de schikking gedaan, en hij heeft daarmee dus geen inbreuk gemaakt op gedragsregel 26. Volgens gedragsregel 27 mag over de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen niets aan de rechter worden meegedeeld aan wiens oordeel de zaak is onderworpen. Verweerder heeft niets over de inhoud van schikkingsonderhandelingen aan de rechter meegedeeld. Hij heeft dus evenmin gedragsregel 27 geschonden. 5.4 De raad overweegt het volgende. Niet in geschil is dat het gesprek op 6 april 2020 schikkingsonderhandelingen omvatte. Op dit gesprek is dan ook gedragsregel 27 van toepassing, en geldt dus dat de inhoud van de tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen vertrouwelijk is. Voor zover het betoog van klager ertoe strekt dat verweerder met zijn e-mail van 5 april 2020 de reikwijdte van het vertrouwelijke karakter zou hebben uitgebreid, is daarvan naar het oordeel van de raad geen sprake. Vertrouwelijkheid afgesproken op grond van gedragsregel 26 heeft geen verdergaande strekking dan de plicht tot geheimhouding op grond van gedragsregel 27. De uitlatingen die verweerder in de klacht en in de memorie van antwoord heeft gedaan over dat gesprek, moeten dan ook getoetst worden aan gedragsregel 27. Ter zitting heeft klager nader toegelicht met welke gedane uitlatingen verweerder concreet het vertrouwelijke karakter van het gesprek van 6 april 2020 zou hebben geschonden, zijnde de uitlatingen van verweerder tegenover derden over de positie die klager in dat gesprek innam. Anders dan klager is de raad van oordeel dat deze uitlatingen van verweerder over klagers positie in dat gesprek niet raken aan de inhoud van de schikkingsonderhandelingen. Gedragsregel 27 (evenmin als de gedragsregels 26 of 3 lid 5) stond verweerder daarmee niet in de weg om de door hem gedane uitlatingen te doen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is de raad ook overigens niet gebleken. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. A.Ch.H. Franken, M.W. Schüller, N.M.K. Damen en F.J.J. Baars, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.
Griffier Voorzitter Verzonden op: 23 mei 2022