Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:86
Zaaknummer
21-1038/AL/GLD/D
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Verweerder heeft het hem verweten handelen erkend. Door de raad is dan ook komen vast te staan dat verweerder jarenlang in strijd heeft gehandeld met de kernwaarden (financiële) integriteit, onafhankelijkheid en deskundigheid/professionaliteit als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Daarnaast heeft hij in strijd met artikel 46 Advocatenwet niet de zorg jegens zijn cliënten in acht genomen zoals van een advocaat verwacht mag worden. Daarbij heeft verweerder bepalingen in de Voda en gedragsregels geschonden en door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsgroep geschaad. Ook heeft verweerder de deken gefrustreerd in haar toezichthoudende taak door niet van meet af aan volledig de door haar verzochte inlichtingen te verstrekken. De raad verklaart alle bezwaren van de deken dan ook gegrond. Aan verweerder wordt, ondanks begrip voor zijn persoonlijke situatie en zijn eigen vertrek uit de advocatuur, de maatregel van schrapping opgelegd.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2022 in de zaak 21-1038/AL/GLD/D naar aanleiding van het dekenbezwaar van:
deken oververweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Bij brief van 30 december 2021, met 23 bijlagen, door de raad op dezelfde datum ontvangen, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder. 1.2 Het dekenbezwaar is achter gesloten deuren behandeld ter zitting van de raad van 21 februari 2022 in aanwezigheid van de deken en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerder van 8 februari 2022.
2 FEITEN Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het dekendossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 In september 2019 heeft de deken een signaal ontvangen. Een cliënt beklaagde zich erover dat verweerder hem niet goed informeerde over de stand van zaken in zijn twee procedures. Daarbij heeft deze cliënt gemeld dat als hij zich bij verweerder over de slechte communicatie beklaagde, verweerder geld - in totaal een bedrag van € 7.850,- - naar hem overmaakte. 2.2 In oktober, aangevuld in december, 2019, heeft de deken signalen van een gemeente ontvangen over het feit dat verweerder in de twee jaren daarvoor regelmatig tijdens (onaangekondigde) controles van politie en ambtenaren van die gemeente in de woning van een van criminele activiteiten verdachte bewoner werd aangetroffen. Verweerder had deze bewoner eerder in een civiele procedure als advocaat bijgestaan waarin hij aansprakelijk werd gehouden voor een mogelijke beroepsfout. 2.3 In oktober 2019 heeft de deken een signaal ontvangen van de voorzitter van Stichting [naam Stichting] (hierna verder: de Stichting). Door de stichting was ontdekt dat verweerder verantwoordelijk was voor het verdwijnen van € 6.300,- van de bankrekening van de Stichting. Verweerder heeft daarover met de Stichting een schikking getroffen. 2.4 In november 2019 heeft een andere cliënt zich bij de deken beklaagd over de nalatigheid van verweerder bij de behandeling van zijn zaak en over het niet op de hoogte houden over de stand van zaken. Verweerder heeft na beklag van deze cliënt verder kosteloos voor deze cliënt gewerkt. 2.5 Naar aanleiding van deze signalen heeft op 18 december 2019 op het ordebureau een bespreking tussen de deken en de waarnemend deken, mr. drs. [X], met verweerder plaatsgevonden. Tijdens deze bespreking zijn met verweerder afspraken gemaakt, zoals bevestigd door de waarnemend deken in zijn e-mail van 24 december 2019 aan verweerder. Verweerder is onder meer door de deken dringend geadviseerd om professionele hulp te zoeken. 2.6 Op 5 februari 2020 heeft een tweede gesprek op het ordebureau tussen de deken en de waarnemend deken met verweerder plaatsgevonden. Opnieuw zijn afspraken met verweerder gemaakt, waaronder over het niet meer betalen door verweerder van geld aan cliënten en over het inschakelen van mr. [naam] (hierna verder: mr. Y) als coach. 2.7 De verdere afspraken die tijdens de bespreking van de deken en de waarnemend deken met verweerder op 20 februari 2020 op het ordebureau zijn gemaakt, zijn per e-mail van 21 februari 2020 aan verweerder bevestigd. 2.8 Kort daarna hebben de deken en de waarnemend deken verschillende verontrustende berichten ontvangen van naaste collega’s en cliënten van verweerder, waardoor bij de deken en de waarnemend deken ernstige twijfels zijn gerezen of verweerder de (volledige) waarheid had verteld en of hij de gemaakte afspraken was nagekomen. Uit daaropvolgend onderzoek heeft de deken geconstateerd dat verweerder een groot deel van de eerdere gemaakte afspraken niet was nagekomen en niet de volledige waarheid had verteld. 2.9 Op 8 mei 2020 heeft opnieuw een overleg tussen de deken en de waarnemend deken met verweerder op kantoor van de waarnemend deken plaatsgevonden, waarbij de maten op het kantoor van verweerder later zijn aangesloten. Tijdens deze bespreking is verweerder uitdrukkelijk en opnieuw gewezen op zijn wettelijke informatieverplichting richting de deken. Daarbij is ook besproken dat verweerder een maat onjuist, althans onvolledig, heeft geïnformeerd over zijn verstandhouding met een specifieke partij waardoor die maat belangenconflict kon worden verweten. Met verweerder zijn opnieuw afspraken gemaakt en deze zijn per e-mail van 18 mei 2020 aan hem bevestigd. 2.10 Blijkens de e-mail van verweerder van 25 mei 2020 aan de deken is hij één van de zeven - op 8 mei 2020 gemaakte - afspraken nagekomen. 2.11 Op 27 mei 2020 heeft de deken na telefonisch contact met naaste collega’s geconstateerd dat verweerder in strijd met artikel 7.7 van de Verordening op de advocatuur in een drietal zaken afspraken heeft gemaakt met cliënten op no cure, no pay basis. 2.12 Op 2 juni 2020 hebben de deken en de waarnemend deken verweerder dringend geadviseerd om de gemaakte afspraken na te komen en hebben hem een uiterste datum aangezegd. Verweerder heeft niets gedaan. Daarop heeft de deken op 5 juni 2020 een schorsingsverzoek ex artikel 60b Advocatenwet bij de raad ingediend. 2.13 Kort daarna zijn de gesprekken van verweerder met coach mr. Y weer op gang gekomen. Tijdens deze gesprekken heeft verweerder besloten om zich van het tableau te laten schrappen. Op 30 juni 2020 heeft verweerder zich als advocaat laten uitschrijven. De deken heeft het schorsingsverzoek ingetrokken. 2.14 Verweerder is daarna intensief begeleid door zijn coach mr. Y die daarnaast een onderzoek heeft ingesteld naar alle door verweerder behandelde zaken. Met uitdrukkelijke toestemming van verweerder heeft mr. Y de deken en de waarnemend deken geïnformeerd over de bij verweerder gestelde persoonlijke diagnoses. 2.15 De maten van verweerder hebben de maatschapsovereenkomst aan hem opgezegd tegen 1 oktober 2020. 2.16 Op 19 januari 2021 heeft mr. Y met instemming van verweerder aan de deken drie notities over verweerder toegestuurd. Daaruit blijkt onder meer dat verweerder aan een cliënt vanaf 2014 betalingen heeft verricht tot een bedrag van in totaal € 230.000,-. In oktober 2021 heeft mr. Y nog aan de deken een vierde notitie gestuurd over de door hem onderzochte zaken van verweerder. 2.17 Op 19 november 2021 heeft mr. Y zijn onderzoek naar de praktijkvoering van verweerder afgerond en zijn afsluitende notitie aan de deken gestuurd. In onderdeel 54 heeft hij zijn conclusie als volgt samengevat:
“De conclusie is dat [verweerder] voor zijn praktijkuitoefening deels onvoldoende geschoold is en door oplopende stress en overvragen niet (meer) in staat is geweest om structureel het volgende bij de behandeling van zijn zaken in acht te nemen, vooral bij de start van de zaak en deels in het vervolg.
a. Voldoende professionele afstand houden tot de cliënt en onafhankelijk diens belangen optimaal behartigen.
b. Het ordelijk vaststellen van de betrokken entiteiten (cliënt en wederpartij), met posities, verhoudingen, taken of verantwoordelijkheden en geldstromen.
c. Het maken van een overzicht van alle relevante feiten en omstandigheden, met bewijsmiddelen en onderzoeksmogelijkheden.
d. Een analyse maken van de geschilpunten met oorzaak en gevolg, en de (juridische) opties voor een oplossing met de te volgen strategie.
e. Als de voorgelegde zaak met voldoende expertise goed kan worden behandeld, een inschatting maken van de (proces)kansen met risico’s, tijdsduur en kosten, alles met voldoende schriftelijke vastlegging.
f. Het maken van duidelijke, schriftelijk vastgelegde afspraken over honorarium en kantoorkosten, in overeenstemming met de geldende (fiscale) regelgeving en gedragsregels.
g. Het op juiste wijze administreren op kantoor van alle (financiële) afspraken en geldstromen.
h. Onverwijld alle informatie over de lopende zaak verstrekken aan de cliënt, ook als het een slecht bericht is, en binnen gepaste tijd reageren op schriftelijke of telefonische verzoeken.
i. Afhankelijk van het verloop van de zaak, tussentijds in overleg met de cliënt de gekozen strategie of aanpak wijzigen.
j. Bij gemaakte fouten of klachten open met de cliënt en het kantoor communiceren, zoals over mogelijk herstel, de bestaande klachtprocedure, de beroepsaansprakelijkheid en de (financiële) gevolgen waarbij ook de vertrouwenskwestie aan de orde kan komen.”
3 DEKENBEZWAAR 3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: I. hij niet in staat is om voldoende professionele afstand te houden tot zijn cliënten en in onafhankelijkheid de belangen van zijn cliënten optimaal te behartigen; II. hij aanzienlijke bedragen heeft betaald aan een tweetal cliënten uit angst voor ontevredenheid van deze cliënten met als doel om ze “rustig te houden”; III. hij niet in staat is om in de aan hem toevertrouwde zaken het overzicht te bewaren en alle relevante feiten en omstandigheden inclusief de beschikbare bewijsmiddelen te inventariseren en te analyseren; IV. hij niet in staat is om in de aan hem toevertrouwde zaken een analyse te maken van de juridische geschilpunten en de mogelijke oplossingen te inventariseren inclusief een strategie voor de aanpak van een concrete zaak; V. hij in de aan hem toevertrouwde zaken geen inschatting heeft gemaakt van de goede en de kwade kansen en de procesrisico’s, de tijdsduur en de kosten en schriftelijke informatie en vastlegging daarover ontbreekt volledig; VI. hij geen duidelijke, schriftelijk vastgelegde afspraken over zijn honorarium en de kantoorkosten heeft gemaakt die in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving en de gedragsregels; VII. hij gelden van de Stichting heeft verduisterd; VIII. hij met zijn cliënten financiële afspraken heeft gemaakt die in strijd zijn met de voor advocaten geldende regels, zoals bijvoorbeeld “no cure no pay-afspraken”; IX. hij geen deugdelijke financiële administratie heeft bijgehouden; X. hij heeft verzuimd om zijn cliënten adequaat te informeren over het verloop van hun zaak en niet reageert binnen aanvaardbare termijnen op schriftelijke of telefonische verzoeken van zijn cliënten om de relevante informatie over hun zaken te verstrekken; XI. hij in de aan hen toevertrouwde zaken een aanzienlijk aantal beroepsfouten heeft gemaakt die door mr. Y zijn geanalyseerd; XII. hij heeft nagelaten om zijn cliënten adequaat te informeren over de door hem gemaakte beroepsfouten. 3.2 Verweerder is volgens de deken vanaf 2012 steeds slechter gaan functioneren en uiteindelijk is hij volledig gaan disfunctioneren als advocaat en privé. Verweerder was labiel, chaotisch en ongrijpbaar en veelvuldig ziek of afwezig op kantoor. Hij was niet in staat om duidelijke grenzen te stellen in de relatie met zijn cliënten. Volgens de deken heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarden (financiële) integriteit, onafhankelijkheid en deskundigheid/professionaliteit. Het handelen en nalaten van verweerder, zoals dat blijkt uit dit dekenbezwaar en wordt onderbouwd met de notities van mr. Y, is naar het oordeel van de deken en de waarnemend deken buitengewoon ernstig. Tijdens de zitting van de raad heeft de deken daarom verzocht om verweerder, ook al heeft hij zichzelf inmiddels al als advocaat uitgeschreven, alsnog van het tableau te schrappen. Niet alleen is verweerder vatbaar voor bedreigingen en intimidaties, volgens de deken maakt de persoonlijkheidsstructuur van verweerder hem ongeschikt om in de toekomst als advocaat te functioneren en de kernwaarden en de voor een advocaat geldende regels in acht te nemen.
4 VERWEER Verweerder erkent dat hij tuchtrechtelijk volledig is tekortgeschoten in al hetgeen hem door de deken wordt verweten. Hij verzoekt de raad om bij oplegging van een maatregel zijn persoonlijke omstandigheden mee te wegen en hem daarom geen, althans een milde maatregel op te leggen. Ook kan daarbij volgens verweerder als verzachtende omstandigheid worden meegenomen dat verweerder niet van plan is om ooit nog terug te keren als advocaat zodat om die reden de zwaarste maatregel van schrapping niet nodig is. Tot slot heeft verweerder verzocht om de publicatietermijn van de schrapping te bekorten.
5 BEOORDELING Op grond van de stukken en de verklaringen ter zitting en gezien de erkenning van het hem verweten handelen is komen vast te staan dat verweerder jarenlang zeer ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Vaststaat immers dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de kernwaarden (financiële) integriteit, onafhankelijkheid en deskundigheid/professionaliteit als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Daarnaast heeft verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet niet de zorg jegens zijn cliënten in acht genomen zoals van een advocaat verwacht mag worden. Daarbij heeft verweerder bepalingen in de Voda en gedragsregels geschonden en door zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsgroep geschaad. Ook heeft verweerder de deken gefrustreerd in haar toezichthoudende taak door niet van meet af aan volledig de door haar verzochte inlichtingen te verstrekken. De raad zal alle bezwaren van de deken dan ook gegrond verklaren.
6 MAATREGEL 6.1 Omdat het dekenbezwaar gegrond wordt verklaard, komt aan de orde welke maatregel moet worden opgelegd. Verweerder heeft met zijn optreden niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet doordat hij de hiervoor aangehaalde in artikel 10a Advocatenwet genoemde kernwaarden heeft geschonden. Ook heeft hij in strijd met de Voda en diverse gedragsregels gehandeld. Diverse cliënten heeft hij aan hun lot overgelaten. Ook zijn medevennoten heeft hij lang niet op de hoogte gesteld van zijn al langer bestaande persoonlijke problemen, wat binnen de maatschap tot serieuze problemen heeft geleid. De raad acht dit, en al hetgeen onder de vaststaande feiten is opgesomd en is gebleken uit de door mr. Y opgestelde notities, zeer ernstige feiten. Uit zijn opstelling zowel richting de deken als richting de raad tijdens de zitting is gebleken dat verweerder dit ook inmiddels inziet. 6.2 Alhoewel de raad begrip heeft voor de persoonlijke situatie van verweerder die mede werd veroorzaakt door de psychische en fysieke dwang die op hem werd uitgeoefend door een van zijn cliënten, waardoor hij in de afgelopen jaren heeft gehandeld zoals gedaan, is dat en zijn eigen vertrek uit de advocatuur onvoldoende om verweerder niet de maatregel van schrapping op te leggen. Daarvoor zijn de hem verweten gedragingen tuchtrechtelijk veel te ernstig. Bovendien wil de raad hiermee het signaal afgeven dat een terugkeer van verweerder als advocaat niet wenselijk is. 6.3 Verweerder heeft nog verzocht om de publicatietermijn naar analogie van artikel 8a lid 3 Advocatenwet te bekorten. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verweerder zal de raad dat bij wijze van uitzondering bepalen, zodat verweerder daarna de kans krijgt om met een schone lei verder te gaan buiten de advocatuur.
7 KOSTENVEROORDELING 7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat. 7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a) en b) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-1038/AL/GLD/D.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond; - legt aan verweerder de maatregel van schrapping op; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2; - bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn van publicatie van de schrapping wordt bekort tot vijf (5) jaar.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, P.Th. Mantel, A.W. Siebenga, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier. en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 23 mei 2022