Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2022:81
Zaaknummer
21-496/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 16 mei 2022 in de zaak 21-496/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 juli 2021 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 2 juni 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 3 juni 2020 (bedoeld wordt: 2021) heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1187124/EJH/YH van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 19 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Bij per e-mailbericht van 18 augustus 2021 gestuurde brief heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 1 april 2022. Voor klaagster was op zitting haar bestuurder, de heer V, aanwezig. Tevens was verweerder op zitting aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken die namens klaagster bij e-mails van 31 december 2021 en 16 maart 2022 zijn ingediend en de aanvullende stukken die bij e-mails van 27 augustus 2021, 12 november 2021 en 17 maart 2022 door verweerder zijn ingediend. 2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. De in de voorzittersbeslissing genoemde feiten zijn volgens klaagster aantoonbaar onjuist. Met name de overwegingen dat de werkgever voorheen op hetzelfde adres was gevestigd als klaagster en dat de werkgever en klaagster dezelfde directe of indirecte bestuurders hebben, zijn evident onjuist. Verweerder heeft de rechtbank, volgens klaagster, willens en wetens voorgelogen. De inschrijvingen in zowel de Kamer van Koophandel als de weergave in het kadaster onderschrijven de door klaagster weergegeven feiten. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; Klaagsters verzetschrift bevat een herhaling van de gronden van haar klacht. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2022. Griffier Voorzitter
Verzonden op: 16 mei 2022