Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:100
Zaaknummer
220071
Inhoudsindicatie
Appelverbod. De door klaagster aangevoerde gronden zien uitsluitend op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Dergelijke beroepsgronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor het aannemen van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en doorbreken dus niet het appelverbod. Het hoger beroep van klaagster zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 9 mei 2022 in de zaak 220071
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 2 augustus 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 21-549/A/A). In deze beslissing is de klacht van klaagster gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:184 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 Klaagster heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 31 januari 2022 het verzet van klaagster ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:13 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster van 16 februari 2022 tegen de beslissing op verzet is op 1 maart 2022 per e-mail (via de raad) ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad; - een e-mail van de griffie van 3 maart 2022 aan klaagster, waarin klaagster erop is gewezen dat het beroep te laat is ingediend en zij twee weken de gelegenheid krijgt om schriftelijk toe te lichten waarom zij het beroep pas na afloop van de beroepstermijn heeft kunnen indienen; - de reactie van klaagster per e-mail van 8 en 10 maart 2022 met bijlagen; - e-mails van klaagster van 12, 16, 17, 20 en 31 maart 2022, waarvan een aantal e-mails bijlagen bevat.
2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.
3 BEOORDELING
3.1 Aan de orde is de ontvankelijkheid van het hoger beroep van klaagster tegen de beslissing op verzet.
standpunt klaagster
3.2 Klaagster stelt dat zij per e-mail hoger beroep heeft ingesteld bij de raad, omdat zij niet wist dat het beroep bij het hof moest worden ingediend. Klaagster heeft aangegeven dat de mededeling in de beslissing op verzet – inhoudende dat er geen hoger beroep mogelijk is – haar in eerste instantie ervan heeft weerhouden om hoger beroep in te stellen. Zij heeft desondanks toch hoger beroep ingesteld, omdat zij – kort samengevat – het niet eens is met de beslissing van de raad omdat klaagster vindt dat verweerder haar heeft opgelicht. Verweerder heeft niks voor haar gedaan terwijl zij hem € 6.500,- heeft betaald.
overwegingen hof
3.3 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Dit heet het appèlverbod. Desondanks heeft klaagster – via de raad – een hoger beroepschrift ingediend. Ook dan geldt, gelet op artikel 56, eerste lid, van de Advocatenwet, dat hoger beroep binnen de daar bepaalde termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing moet worden ingediend (vergelijk: HvD 11 juli 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:146).
3.4 Vast staat dat het beroepschrift bij de griffie van het hof is binnengekomen op 1 maart 2022. Hoewel in eerste instantie door de griffie van het hof aan klaagster is bericht dat het beroep te laat is ingediend, en naar de reden voor termijnoverschrijding is gevraagd, stelt het hof vast dat het beroep binnen de termijn van 30 dagen en dus op tijd bij de griffie van het hof is binnen gekomen.
3.5 Vervolgens is de vraag of het appelverbod kan worden doorbroken. Slechts de schending van fundamentele rechtsbeginselen leveren een grond op voor doorbreking van het appelverbod. De door klaagster aangevoerde gronden zien uitsluitend op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Dergelijke beroepsgronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor het aannemen van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en doorbreken dus niet het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).
slotsom
3.6 Het hoger beroep van klaagster zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022. griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 9 mei 2022.