Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:63

Zaaknummer

21-836/A/A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 19 april 2022 in de zaak 21-836/A/A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 november 2021 op de klacht van:

klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 18 mei 2021 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 18 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1444669/EJH/AS van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 29 november 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in de klacht en de klacht in relatie tot klaagster kennelijk ongegrond. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Op 29 december 2021 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 maart 2022. Daarbij was klager telefonisch aanwezig. Verweerder heeft de raad laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen, maar indien nodig bereid te zijn om telefonisch vragen te beantwoorden.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2    De voorzitter heeft miskend dat van aanvang af duidelijk was dat de verzekeraar dekking zou bieden en dat de daarover door verweerder gestelde vragen hebben geleid tot onnodige vertraging.  2.3    De voorzitter heeft ten onrechte geoordeeld dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht. Klager voerde de contacten en de communicatie met het kantoor van verweerder en hij verstrekte informatie voor klaagster. Klager moest dit op de juiste manier doen en zijn “frustratie over de zaak” is “slechts één reden om aan te geven dat [hij] in [zijn] belang [is] getroffen”.  2.4    De voorzitter heeft miskend dat verweerder op oneigenlijke gronden liet weten geen kans van slagen te zien in de zaak van klagers en dat ook dit heeft geleid tot onnodig oponthoud van de zaak. De ware reden voor verweerder om de zaak niet door te zetten waren van persoonlijke aard, onder meer “’te veel discussie’ (?) ‘te veel werk’ (!) voor een schadevergoeding van ‘slechts’ ca. € 1.070,10”.  2.5    De voorzitter is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat verweerder de zaak van klagers voldoende voortvarend heeft behandeld. De voorzitter heeft miskend dat verweerder op diverse momenten heeft gezorgd voor onnodige vertraging in de behandeling van de zaak. 2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht tot het oordeel is gekomen dat klager in de klacht niet ontvankelijk is, omdat hij geen voldoende rechtstreeks belang heeft bij de klacht. Dat klager zich in zijn rol van intermediair voor klaagster benadeeld voelt is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen en het verzet is in zoverre ongegrond.  4.3    De raad is verder van oordeel dat de door of namens klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter is naar het oordeel van de raad terecht tot het oordeel gekomen dat verweerder voldoende heeft gedaan voor klaagster en dat hij ook voldoende voortvarend heeft gehandeld.  4.4    Volgens klaagster heeft de voorzitter miskend dat verweerder op oneigenlijke gronden niet bereid was om de zaak (verder) in behandeling te nemen. Naar het oordeel van de raad heeft klaagster dit punt niet, althans niet ondubbelzinnig, naar voren gebracht in haar klacht. Het is voor het eerst in verzet expliciet benoemd. Dat is te laat en het kan reeds daarom niet leiden tot een gegrond verzet.  4.5    De voorzitter heeft de klacht in relatie tot klaagster dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden  4.6    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. G. Kaaij en M. Bootsma, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 19 april 2022