Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-05-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:71
Zaaknummer
21-1030/DB/LI
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Klaagster dient een klacht in tegen de advocaat van haar moeder. De eerste vier klachtonderdelen zien op handelen van verweerder waarover enkel zijn eigen cliënte kan klagen. Klaagster is derhalve voor wat betreft die klachtonderdelen niet ontvankelijk. De laatste twee klachtonderdelen zijn ongegrond omdat niet is komen vast te staan dat verweerder persoonlijke informatie over klaagster gebruikt zonder doel en omdat niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster heeft gekleineerd.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 9 mei 2022
in de zaak 21-1030/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 juni 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 23 december 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-071 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 maart 2022. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken van verweerder van 27 december 2021, de nagekomen stukken van klaagster van 30 december 2021 en van de nagekomen stukken van klaagster van 28 januari 2022.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is verwikkeld in een geschil met haar moeder over een schenking die moeder wilde herroepen. De moeder van klaagster heeft op 9 augustus 2020 de broer van verweerder een volmacht gegeven om haar belangen te behartigen. De broer van verweerder heeft op zijn beurt verweerder ingeschakeld om de moeder van klaagster in de procedure tegen klaagster bij te staan.
2.3 Op 19 november 2020 heeft de rechtbank Limburg in kort geding vonnis gewezen en de vorderingen van de moeder van klaagster afgewezen. Klaagster werd in datzelfde vonnis voor wat betreft haar reconventionele vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster heeft vervolgens een bodemprocedure jegens haar moeder aanhangig gemaakt. Verweerder heeft in die bodemprocedure de moeder van klaagster bijgestaan. Op 6 september 2021 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Bij die comparitie was de moeder van klaagster in persoon aanwezig. Bij vonnis van 8 december 2021 zijn de vorderingen van klaagster afgewezen en zijn de reconventionele vorderingen van haar moeder toegewezen.
2.4 Klaagster heeft bij email van 1 juni 2021 een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. Bij brief van 16 juni 2021 heeft de klachtbehandelaar van het kantoor van verweerder klaagster bericht dat zij geen cliënte is en derhalve niet voldoet aan de voorwaarden van de klachtenregeling van het kantoor. Klaagster heeft zich vervolgens bij brief van 18 juni 2021 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat:
a. haar moeder op onverantwoorde wijze is ondergebracht bij verweerder;
b. verweerder niet functioneert volgens de kernwaarden onafhankelijk, partijdig, integer, vertrouwenspersoon met geheimhouding en deskundig;
c. er sprake is van behartiging van tegenstrijdige belangen vanwege de familierelatie tussen verweerder en zijn broer, die gevolmachtigde is van haar moeder;
d. verweerder alle informatie en opdrachten ontvangt van de broer en niet van zijn cliënte;
e. verweerder persoonlijke informatie gebruikt over klaagster die hij via de broer verkrijgt en in de bodemprocedure pijnlijke informatie meldt waarvan het doel voor de zaak onduidelijk is.
f. verweerder haar kleineert in zijn schrijven en een onjuiste en onrechtmatige positie toewijst en doelbewust treitert.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klachten van klaagster kunnen worden verdeeld in een viertal klachtonderdelen die betrekking hebben op het handelen van verweerder ten opzichte van zijn cliënte, de moeder van klaagster, en een tweetal klachtonderdelen die betrekking hebben op het handelen van verweerder ten opzichte van klaagster zelf. Voordat de raad aan een inhoudelijke beoordeling van de klachten toekomt, zal eerst moeten worden beoordeeld of klaagster ontvankelijk is in de eerste vier klachtonderdelen.
Klachtonderdeel a), b), c) en d)
5.2 Deze klachtonderdelen hebben betrekking op het handelen van verweerder ten opzichte van zijn cliënte, de moeder van klaagster. Deze onderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De raad overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
5.3 Klaagster heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klachten aangegeven dat zij haar klachten heeft ingediend als dochter van haar moeder en niet namens haar moeder. Dat betekent dat klaagster een eigen belang moet hebben bij de ingediende klachten. Klaagster heeft echter niet kunnen toelichten dat zij bij deze eerste vier klachtonderdelen een eigen belang heeft. Zonder dat eigen belang komt klaagster geen klachtrecht toe. Nu een eigen belang van klaagster bij de eerste vier klachtonderdelen ontbreekt, zal klaagster voor wat betreft deze vier klachtonderdelen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klachtonderdeel e)
5.4 In haar vijfde klachtonderdeel verwijt klaagster dat verweerder persoonlijke informatie gebruikt over klaagster en in de bodemprocedure pijnlijke informatie meldt waarvan het doel voor de zaak onduidelijk is.
5.5 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klaagster. De klacht heeft dus betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.6 Verweerder erkent dat hij in de procedure standpunten heeft ingenomen en informatie heeft gedeeld die voor klaagster pijnlijk zijn. Dat was, aldus verweerder, echter noodzakelijk omdat die informatie de reden en achtergrond van de in de procedure ter discussie staande constructie vormde. Verweerder moest, met andere woorden, die informatie wel delen om het standpunt van zijn cliënte in de procedure te onderbouwen. De raad begrijpt dat het voor klaagster bijzonder pijnlijk moet zijn geweest om in een gerechtelijke procedure te moeten horen dat zij twee halfzussen heeft. Dat dergelijke uitlatingen pijnlijk zijn, betekent echter niet dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Evenmin heeft de raad kunnen vaststellen dat de belangen van klaagster nodeloos en op een ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel f)
5.7 Klaagster verwijt verweerder dat hij haar in zijn schrijven kleineert en een onjuiste en onrechtmatige positie toewijst en doelbewust treitert. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling van de klacht aangegeven dat hij klaagster niet heeft willen kleineren of treiteren. Uit de overgelegde stukken is de raad niet gebleken dat verweerder zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten. Verweerder heeft steeds in zakelijke bewoordingen het standpunt van zijn cliënte naar voren gebracht. Dat die standpunten klaagster onwelgevallig waren, wil niet zeggen dat sprake is van kleineren of treiteren. Daarvan is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klaagster voor wat betreft klachtonderdelen a, b, c en d niet ontvankelijk;
- verklaart de klachtonderdelen e en f ongegrond;
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 9 mei 2022