Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2022:55
Zaaknummer
22-122/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 20 april 2022 in de zaak 22-122/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 10 februari 2022 met kenmerk K 189 2021 ia/jh, door de raad ontvangen op 10 februari 2022, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 8 (procedureel).
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan bij een letselschadezaak. Verweerder heeft zijn opdracht bij brief van 23 december 2020 schriftelijk aan klager bevestigd. 1.2 Verweerder heeft mevrouw S op 2 juli 2021 namens klager gedagvaard in de letselschadezaak. Strekking van de vordering is dat mevrouw S aansprakelijk en schadeplichtig is in verband met een verkeerd uitgevoerde cosmetische behandeling van klager. 1.3 Op 18 februari 2021 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven: “Dat kan ik niet doen. Mr. K(…) en ik kennen elkaar daarvoor te goed.” 1.4 Op 9 juli 2021 heeft de echtgenoot van mevrouw S telefonisch contact opgenomen met (het kantoor) van verweerder. Een medewerkster van verweerder heeft over het gesprek per e-mail aan verweerder doorgegeven dat de dagvaarding is ontvangen en dat mevrouw S bang is voor klager omdat hij nu weet waar ze woont. De medewerkster heeft verder geschreven dat haar echtgenoot heeft gevraagd of verweerder ervan op de hoogte is dat klager mevrouw S heeft mishandeld en dat hij daarvoor veroordeeld is. 1.5 Bij e-mail van 9 juli 2021 heeft verweerder klager laten weten dat hij zelf inmiddels ook telefonisch heeft gesproken met de echtgenoot van mevrouw S. Verweerder heeft klager gevraagd om in dat verband contact met hem op te nemen. 1.6 Op 25 augustus 2021 heeft mevrouw S een conclusie van antwoord ingediend. In de conclusie van antwoord heeft mevrouw S onder meer gesteld dat klager haar heeft bedreigd. Zij heeft dit standpunt onderbouwd door afbeeldingen van sms-berichten te overleggen, waarin bedreigingen worden geuit. 1.7 Op 25 augustus 2021 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven: “Bijgaand zend ik u de door de wederpartij genomen conclusie van antwoord. Omtrent het verdere verloop van de procedure ontvangt u zo spoedig mogelijk ander bericht. Gelet op de inhoud van de conclusie van antwoord is het voor mij oprecht de vraag, of deze zaak wel moet worden doorgezet, c.q. of ik nog wel met deze zaak door wil. Neemt u daaromtrent s.v.p. zo spoedig mogelijk contact met mij op.” 1.8 Op 26 augustus 2021 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven: “(…) Met name de bij de conclusie van antwoord gevoegde schermafbeeldingen van door u gestuurde appjes, waarin u de wederpartij zeer beledigt en zelfs met de dood bedreigt, maken dat ik er geen zin meer in heb om u nog langer bij te staan. De beschuldiging van mishandeling (waar u voor bent vervolgd, maar waarvan u kennelijk bent vrijgesproken) staat daar los van. Een vertrouwensrelatie tussen een advocaat en zijn of haar cliënt is wezenlijk voor een goede rechtsbijstand. Die is nu ernstig geschonden, reden waarom ik u heb gevraagd een andere advocaat in te schakelen die de zaak kan overnemen. Daar is nu de gelegenheid voor; de kantonrechter heeft de zaak in beraad, d.w.z. dat binnenkort zal worden beslist op welke wijze zal worden voortgeprocedeerd (ofwel nog een schriftelijke ronde, ofwel een mondelinge behandeling). Wacht u daarmee echter niet. Ik zal het dossier dan netjes (inclusief de toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand) aan die opvolgend advocaat overdragen. Aangezien het een kantonzaak betreft, zou de zaak ook zonder advocaat kunnen voortzetten, maar dat raad ik u beslist af.” 1.9 Op 26 augustus 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 1.10 Bij e-mail van 31 augustus 2021 heeft verweerder aan klager laten weten dat de zaak tussen klager en mevrouw S op 6 december 2021 mondeling zal worden behandeld door de kantonrechter.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerderhet volgende. a) Verweerder heeft zich op het laatste moment onttrokken in de dagvaardingszaak. b) Verweerder heeft geweigerd om klager bij te staan in een klachtzaak tegen mr. K. c) Verweerder heeft zijn 06-nummer niet aan klager verstrekt, terwijl dat nummer nodig was om via een beveiligde verbinding stukken te kunnen opvragen bij de huisarts. 2.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Klachtonderdeel a) 4.1 De voorzitter stelt voorop dat wanneer een advocaat vaststelt dat tussen hem en zijn cliënt geen vertrouwen meer bestaat, het de advocaat vrij staat om zijn werkzaamheden voor die cliënt te staken. De advocaat dient daarbij zorgvuldig te werk te gaan en moet ervoor waken dat de belangen van de cliënt niet onevenredig worden geschaad. 4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat hij erg is geschrokken van de informatie die bleek uit de conclusie van antwoord van mevrouw S, in het bijzonder de volgens die conclusie door klager aan mevrouw S verzonden tekstberichten. Verweerder stelt dat de inhoud van deze berichten “volstrekt onacceptabel” is, omdat klager daarin ernstige beledigingen aan het adres van mevrouw S uit en haar zelfs bedreigt met de dood. Verweerder heeft op de dag dat hij kennis nam van de conclusie contact gehad met klager. Volgens verweerder beschuldigde klager hem toen van optreden voor de wederpartij en stelde hij dat verweerder gewoon geen zin zou hebben om hem te verdedigen. Daargelaten dat deze verwijten onterecht zijn, was de vertrouwensrelatie tussen klager en verweerder vanaf dat moment “wel zoek”, aldus verweerder. Verweerder heeft zich daarom onttrokken. Klager had voldoende tijd om een opvolgend advocaat te zoeken; de mondelinge behandeling was gepland op 6 december 2021. 4.3 Verweerder heeft nog toegevoegd dat het telefoongesprek dat hij op 9 juli heeft gevoerd met de echtgenoot van mevrouw S geen invloed heeft gehad op zijn bereidheid om klager verder bij te staan. De inhoud van de berichten aan mevrouw S en de verwijten die klager vervolgens uitte richting verweerder, noopten verweerder om de opdracht neer te leggen. 4.4 De voorzitter heeft geen grond om te twijfelen aan de verklaring van verweerder dat hij, tot hij kennis nam van de conclusie van antwoord, niet op de hoogte was van de tekstberichten van klager aan mevrouw S. De voorzitter begrijpt ook dat de inhoud ervan bij verweerder twijfel teweegbracht over het voortzetten van zijn bijstand aan klager. De wijze waarop klager op een en ander reageerde vormde voor verweerder de laatste zet om de opdracht neer te leggen. Deze keuze van verweerder is op zichzelf niet onbegrijpelijk of onbetamelijk. Verweerder heeft ten aanzien van de onttrekking ook voor het overige zorgvuldig gehandeld. Hij heeft klager spoedig en ondubbelzinnig op de hoogte heeft gesteld van zijn beslissing om zich te onttrekken en de gevolgen daarvan voor klager. Verweerder heeft klager enkele dagen later op de hoogte gesteld van de geplande mondelingen behandeling die enkele maanden later zou plaatsvinden; klager had voldoende tijd om een opvolgend advocaat te zoeken. Gelet op dit alles is klachtonderdeel a kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.5 De voorzitter begrijpt uit de stellingen van klager dat hij verweerder heeft gevraagd om bijstand bij een klachtzaak tegen mr. K. Verweerder heeft deze bijstand geweigerd omdat mr. K een bekende is van verweerder. 4.6 Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Een advocaat is niet verplicht om een bestaande cliënt ook bij te staan in een geheel andere zaak. Indien de wederpartij in die andere zaak een bekende is, dan kan de advocaat zelfs verplicht zijn om de gevraagde bijstand te weigeren. Klachtonderdeel c) 4.7 Ook klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond. Een advocaat moet weliswaar goed bereikbaar zijn voor zijn cliënten, maar dat betekent niet dat een advocaat zonder meer zijn 06-nummer aan zijn cliënten moet verstrekken, ook niet in dit geval waarin volgens klager dat nummer nodig zou zijn voor het verkrijgen van stukken via een beveiligde verbinding van de huisarts. Het stond verweerder vrij te weigeren zijn nummer aan klager te verstrekken Slotsom 4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 april 2022.