Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-03-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:67
Zaaknummer
22-001/AL/NN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Geen belangenverstrengeling. Het optreden van verweerster voldoet aan de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde voorwaarden. Verweerster mocht in dit geval namens haar cliënt optreden in de procedure tegen klager. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 maart 2022 in de zaak 22-001/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:
klager over:verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 4 januari 2022 met kenmerk KNN120/1506736, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft in de periode van oktober 2017 tot 13 april 2018 contact gehad met mr. W. vanwege een gezondheidsrechtzaak tegen een ziekenhuis. Mr. W. was destijds als advocaat verbonden aan advocatenkantoor X. 1.2 In 2020 is de voormalige verhuurder (hierna: de verhuurder) van klagers woning een procedure tegen klager gestart vanwege een huurachterstand, waarin ook ontruiming van de woning werd gevorderd. De verhuurder had hiervoor aanvankelijk een deurwaarder ingeschakeld. 1.3 Eind december 2020 heeft de verhuurder advocatenkantoor X gevraagd de procedure tegen klager over te nemen van de deurwaarder. 1.4 Op 30 december 2020 heeft verweerster, verbonden aan advocatenkantoor X, zich als advocaat-gemachtigde van de verhuurder gesteld. Verweerster heeft de gemachtigde van klager hiervan op de hoogte gesteld. 1.5 Bij vonnis van 29 juni 2021 heeft de rechtbank de vorderingen van de verhuurder toegewezen inclusief de ontruiming van klagers woning. De ontruiming heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2021. 1.6 Op 18 augustus 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat zij in de huurzaak is opgetreden als advocaat van klagers wederpartij, terwijl klager voorheen is bijgestaan door een voormalig kantoorgenoot van verweerster, mr. W. Dit is in strijd met gedragsregel 15 lid 1 waarin is vastgelegd dat het niet is toegestaan op te treden tegen een voormalig cliënt. 2.2 De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht gevoerd en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten dient te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven norm. Daarbij betrekt de tuchtrechter onder meer de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, vanwege het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld (zie HvD 23 april 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:77). 4.2 Uit gedragsregel 15 lid 1 onder b volgt dat het een advocaat niet is toegestaan om tegen een voormalige cliënt op te treden. Uit de toelichting op deze gedragsregel volgt dat het daarbij ook gaat om een (voormalige) cliënt van de kantoorgenoten van een advocaat. Een advocaat kan wel tegen een voormalige cliënt optreden als is voldaan aan elk van de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde voorwaarden of als sprake is van de situatie bedoeld in gedragsregel 15 lid 4 waarin de partij die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend en de voormalige cliënt tegen wie moet worden opgetreden op grond van hun verstrekte informatie vooraf daarmee instemmen en die instemming op behoorlijke wijze tussen voldoende gelijkwaardige partijen tot stand is gekomen. Nu van een situatie als bedoeld in gedragsregel 15 lid 4 geen sprake is, moet de voorzitter beoordelen of verweerster met haar handelen heeft voldaan aan de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde voorwaarden. 4.3 De eerste voorwaarde houdt, voor zover van belang, in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel 15 lid 1 kan afwijken als de aan de advocaat toevertrouwde belangen niet dezelfde zaak betreffen ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd bijgestaan door de advocaat, daar ook geen verband mee houden en een toekomstig verband evenmin aannemelijk is. Aan deze voorwaarde is voldaan, omdat de zaak waarin verweerster de verhuurder heeft bijgestaan een andere zaak is dan de zaak waarin mr. W. klager bijstond. Laatstgenoemde zaak ging immers over een gezondheidsrechtkwestie tegen een ziekenhuis, terwijl verweerster de verhuurder heeft bijgestaan in een huurzaak tegen klager. 4.4 De tweede voorwaarde houdt, voor zover van belang, in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel 15 lid 1 kan afwijken als hij niet beschikt over vertrouwelijke informatie afkomstig van zijn voormalige cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie die de voormalige cliënt betreft, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak tegen deze voormalige cliënt. Ook aan deze voorwaarde is voldaan. Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat zij in het dossier van mr. W. geen vertrouwelijke informatie heeft aangetroffen en dat zij bij de behandeling van de huurzaak geen beschikking heeft gehad over vertrouwelijke informatie afkomstig van klager dan wel over (zaaksgebonden) informatie over klager die redelijkerwijs van belang kon zijn bij de behandeling van de huurzaak. Klager heeft deze toelichting onvoldoende feitelijk weersproken. Het is de voorzitter uit de dossierstukken ook niet gebleken dat verweerster de gezondheidsrechtkwestie tussen klager en het ziekenhuis naar voren heeft gebracht in de huurzaak. 4.5 De derde en laatste voorwaarde houdt in dat niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige cliënt. Ook aan deze voorwaarde is voldaan. Uit de dossierstukken blijkt niet dat klager op enig moment voorafgaand aan de indiening van de tuchtklacht redelijke bezwaren heeft geuit tegen het optreden van verweerster namens de verhuurder. 4.6 Omdat het optreden van verweerster namens de verhuurder voldoet aan de in gedragsregel 15 lid 3 genoemde voorwaarden heeft verweerster in dit geval namens haar cliënt mogen optreden in de procedure tegen klager. De voorzitter begrijpt dat het klager verbaast dat verweerster, verbonden aan hetzelfde advocatenkantoor als waar mr. W. werkzaam was, namens de verhuurder tegen hem heeft opgetreden, maar van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet is daarbij geen sprake. De klacht is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.
Griffier Voorzitter
Bij afwezigheid van mr. A.E. van Oost is deze beslissing ondertekend door mr. M.M. Goldhoorn (griffier)
Verzonden d.d. 28 maart 2022