Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:62
Zaaknummer
21-867/DB/LI
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft klaagster enkele weken bijgestaan. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in deze periode. Advocaat heeft zich vanwege vertrouwensbreuk onttrokken. Niet ontijdig en zonder de processuele belangen van klaagster te schaden.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 25 april 2022
in de zaak 21-867/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 februari 2021, aangevuld op 27 maart en 18 mei 2021, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 3 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-046 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 februari 2022. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 10. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klaagster van 18 november 2021, met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Klaagster heeft in 2017 een (voormalige) boerderij in het buitengebied gekocht. In opdracht van klaagster heeft aannemer K, verder te noemen K, bouwkundige aanpassingen aan de boerderij aangebracht. Tussen klaagster en K is een geschil over de uitvoering van de bouwkundige werkzaamheden door K ontstaan.
2.2 In 2019 heeft de gemeente L klaagster geïnformeerd over het ontbreken van een woonbestemming op de door klaagster aangekochte boerderij.
2.3 Klaagster heeft zich tot haar rechtsbijstandsverzekeraar X, verder te noemen X, gewend inzake haar geschil met K en de aansprakelijkstelling van de verkoper, de makelaar en taxateur voor de door haar, als gevolg van het ontbreken van een woonbestemming op de door haar aangekochte boerderij, geleden schade.
2.4 Klaagster is aanvankelijk bijgestaan door opvolgende rechtshulpverleners, werkzaam bij X. Klaagster kon zich niet vinden in het voorstel tot een minnelijke regeling met K. Klaagster wenste een procedure tegen K aanhangig te maken. Klaagster heeft er begin 2020 in overleg met X voor gekozen, om met gebruikmaking van een budget van X, voor de behandeling van haar dossiers een externe advocaat in te schakelen.
2.5 Klaagster heeft zich op 7 februari 2020 tot mr. M, toenmalig kantoorgenoot van verweerder, gewend met het verzoek de behandeling van haar zaken over te nemen. Mr. M is bij de behandeling van het dossier tegen aannemer K bijgestaan door mr. G. Mr. G verrichte op basis van een stageovereenkomst juridische werkzaamheden voor het kantoor van mr M. Op 20 december 2020 heeft mr G zijn werkzaamheden voor het kantoor van verweerder beëindigd. Op 30 december 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, mr. M, mr W en verweerder over de verdeling van de dossiers die bij mr G in behandeling waren. Afgesproken werd dat verweerder de behandeling van de aansprakelijkheidsdossiers zou overnemen.
2.6 Mr M schreef per e-mail van 31 december 2020 het volgende aan klaagster : “Met dit mailbericht kom ik terig op ons gesprek van woensdag 30 december 2020. In bijzijn van kantoorgenoten mrs. (verweerder) en W(…) spraken wij af dat intern uw zaak tegen de aannemer zal worden overgedragen van mr G(….) naar mr W(….). Daarnaast gaat (verweerder) de aansprakelijkstellingen in behandeling nemen tegen de taxateur, de makelaar en de erfgenamen. Mr. van L(….) zal verantwoordelijk blijven voor de stilliggende kwestie tegen het bestuursorgaan de gemeente L(….).
Zelf houd ik de leiding over alle dossiers maar onderhoudt u ook contacten met genoemde advocaten. Wij spraken verder af dat de communicatie beter zal verlopen en dat u vaker op de hoogte zou worden gehouden. Dit kan met voornoemde advocaten die ik een kopie heb gestuurd van dit bericht.
Tot slot geef ik aan dat de dagvaarding als ook de opvolging in de aansprakelijkstellingszaken binnen twee weken aan u zal worden geleverd. Ook zal ik na het verzenden van de dagvaarding een afspraak met u maken om samen met de andere advocaten het conceptstuk met u door te nemen.
2.7 Verweerder heeft per e-mail van 13 januari 2021 aan klaagster bevestigd dat hij de behandeling van de twee beroepsaansprakelijkheidsdossiers (tegen de taxateur en de makelaar) zou voortzetten. Verweerder berichtte klaagster voorts dat de makelaar en de taxateur op 26 november 2020 door mr M aansprakelijk waren gesteld en dat hij bij de verzekeraars zou informeren wanneer zij een inhoudelijke reactie konden verwachten.
2.8 Klaagster schreef per email van 20 januari 2021 onder meer het volgende aan verweerder en mrs. M en W: “(….) Ik vraag de orde van advocaten om mijn zaak met spoed te behandelen. Ik heb (X) opgedragen alle betalingen aan jullie stil te leggen. Ik stel voor dat jullie het bedrag van de facturen dat al door (X) betaald is meteen op jullie eigen derdenrekening te storten. Als jullie dat niet doen moet ik ander maatregelen treffen. Zo weet ik zeker dat het geld van mijn budget gereserveerd blijft totdat de tuchtrechter of gewone rechter gezegd heeft wie van ons gelijk heeft. Ik eis van jullie verder nu de allerlaatste keer in al mijn dossiers NIETS meer te doen dus ook niet via de andere medewerkers. Eerst moet het tussen ons duidelijk zijn. (….) Als jullie volgens de tuchtrechter fout hebben gehandeld, zal ik aan (X) vragen mee te werken om een ander advocatenkantoor in te schakelen en daarom wil ik mijn budget reserveren. Als ik het helemaal mis zou hebben en dit allemaal van de rechter mag kunnen jullie gewoon de betalingen ontvangen. Maar dan wel ik wel dat (verweerder) dit doet want J(….) en D(…) hebben mijn vertrouwen te vaak geschonden. Ik zal dan vooraf met (verweerder) afspraken maken waar wij ons allebei aanhouden.(….)”
2.9 Verweerder schreef op 21 januari 2021 het volgende aan klaagster : “Hierbij bevestig ik dat ik mijn werkzaamheden voor jou heb gestaakt.” Verweerder heeft per e-mail van 25 januari 2021 aan de advocaat van de makelaar en per e-mail van 28 januari 2021 aan de advocaat van de taxateur bericht dat hij zijn werkzaamheden voor klaagster had beëindigd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.
3. Verweerder durfde niet voor klaagster op te komen en keek weg van de vele misstanden en problemen die zich voordeden bij de behandeling van de zaak van klaagster door kantoorgenoten;
4. Verweerder heeft zich ten onrechte als advocaat van klaagster onttrokken en dit aan de wederpartijen van klaagster bericht, terwijl klaagster enkel had gevraagd om pas op de plaats te maken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Ad onderdeel a)
5.1 Verweerder heeft klaagster in de periode van 30 december 2020 tot en met 21 januari 2021 bijgestaan in aansprakelijkheidskwesties. Verweerder heeft bij de verzekeraars geïnformeerd naar de stand van zaken ten aanzien van de aansprakelijkstellingen. Verweerder heeft vervolgens in de e-mail van 20 januari 2021 van klaagster aanleiding gezien om gelet op de zijns inzien ontstane vertrouwensbreuk zijn werkzaamheden te beëindigen. De raad kan op grond van de overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde niet vaststellen dat verweerder ten aanzien van de door hem gedurende de korte periode van 30 december 2020 tot en met 21 januari 2021 aan klaagster verleende rechtsbijstand tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. Voor zover de klachten van klaagster betrekking hebben op de wijze waarop kantoorgenoten van verweerder zaken van klager hebben aangepakt valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Een advocaat is tuchtrechtelijk immers enkel verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen. De raad zal klachtonderdeel a) daarom ongegrond verklaren.
Ad onderdeel b)
5.2 Klaagster verwijt verweerster dat hij zich als advocaat aan haar zaken heeft onttrokken, terwijl zij hem enkel had gevraagd pas op de plaats te maken. Het staat een advocaat in beginsel vrij een zaak die hij in behandeling heeft genomen weer neer te leggen, wanneer hij van oordeel is dat de voor die behandeling noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestaat. Wederzijds vertrouwen is immers essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door de advocaat. De advocaat mag zijn opdracht echter niet op een ongelegen moment neerleggen, wat het geval kan zijn als de belangen van zijn cliënte door de keuze van dat moment worden geschaad.
5.3 Klaagster verzocht in haar email van 20 januari 2021 om geen werkzaamheden meer te verrichten totdat door de deken danwel de tuchtrechter duidelijkheid zou zijn gegeven over de aanpak van de zaken van klaagster door het kantoor van verweerder. Naar het oordeel van de raad is het niet onbegrijpelijk dat verweerder in de email van klaagster van 20 januari 2021 aanleiding heeft gezien om vast te stellen dat er sprake was van een vertrouwensbreuk en dat hij niet bereid was om zijn werkzaamheden, onder de door klaagster gestelde voorwaarden, op te schorten. Het stond verweerder vrij om zijn werkzaamheden voor klaagster te beëindigen. Niet gebleken is dat verweerder dit op een ongelegen moment heeft gedaan noch dat processuele belangen van klaagster door de keuze van het moment zijn geschaad. De raad zal klachtonderdeel b) daarom eveneens ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;
Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. A. Groenewoud en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 april 2022