Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:68
Zaaknummer
21-979/DB/LI
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft nagelaten zijn cliënt te informeren over de financiële risico’s bij verlies van de procedure in hoger beroep alsmede over het resterende budget van zijn cliënt bij diens rechtsbijstandsverzekeraar.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond, waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 25 april 2022
in de zaak 21-979/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 9 april 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 8 december 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-049 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 maart 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager en verweerder overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.
2 FEITEN
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een arbeidsrechtelijke procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. De procedure in hoger beroep is inhoudelijk tevens behandeld door mr. M, kantoorgenoot van verweerder.
2.2 De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 29 maart 2017 de vorderingen van klager afgewezen. Verweerder heeft op 30 maart 2017 het vonnis van de kantonrechter doorgestuurd aan klager.
2.3 Verweerder heeft bij brief van 4 april 2017 aan de rechtsbijstandsverzekeraar geschreven dat hij bereid was voor een bedrag van € 5.000,- (excl. BTW en griffierechten) de belangen van klager in hoger beroep te behartigen. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft zich per e-mail van 10 april 2017 akkoord verklaard met een fixed fee van € 5.000,- (excl. BTW) voor de behandeling van het hoger beroep.
2.4 Verweerder heeft op 20 juni 2017 namens klager hoger beroep ingesteld en namens klager vernietiging van het tussenvonnis van 19 oktober 2016 en het eindvonnis van 29 maart 2017 van de kantonrechter gevorderd en toewijzing van de subsidiaire vorderingen van klager.
2.5 Het gerechtshof heeft bij arrest van 24 november 2020 het tussenvonnis van 19 oktober 2016 en het eindvonnis van 29 maart 2017 van de kantonrechter bekrachtigd en klager veroordeeld in de proceskosten vastgesteld op € 5.200,- voor verschotten en €16.503,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief. Het gerechtshof heeft bij beslissing van 29 december 2020 op een verzoek van verweerder ex artikel 32 Rv de proceskosten voor het salaris van de advocaat van de wederpartij aangepast en gewijzigd van € 16.503,- naar € 7.206,00.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft klager niet goed geïnformeerd over de te verwachten kosten bij verlies van een procedure in hoger beroep. Verweerder zegt zich het adviesgesprek van 31 maart 2017 niet te kunnen herinneren en de e-mail van klager van 31 maart en 1 april 2017 waarin klager de inhoud van het adviesgesprek heeft bevestigd niet te kunnen vinden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in de periode maart-april 2017. De klacht is ingediend op 9 april 2021 en derhalve meer dan drie jaren nadat het verweten handelen heeft plaatsgevonden. Omdat klager pas na de ontvangst van het arrest van het gerechtshof van november 2020 ervan op de hoogte is geraakt dat verweerder hem onjuist althans onvolledig heeft geïnformeerd over de te verwachten proceskosten in geval van verlies van de procedure in hoger beroep, is de klacht op grond van het bepaalde in artikel 46 g lid 2 Advocatenwet ontvankelijk.
5.2 De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.3 Klager verwijt verweerder dat hij hem niet juist heeft geïnformeerd over de te verwachten kosten in geval van verlies van de procedure in hoger beroep. Het had op de weg van verweerder gelegen om het vonnis van de rechtbank met klager te bespreken en hem te adviseren over de slagingskansen in hoger beroep en de bij het instellen van hoger beroep behorende kosten en risico’s. Vast staat dat klager en verweerder het erover eens waren dat de kans op succes in hoger beroep gering was. Juist onder die omstandigheden mag van een advocaat worden verwacht dat hij zijn cliënt wijst op de aan de hoger beroepsprocedure verbonden kosten en risico’s, waaronder een mogelijke proceskostenveroordeling. Om misverstanden te voorkomen dient de advocaat zijn advies en de gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen.
5.4 Verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij klager schriftelijk vooraf heeft geïnformeerd over de hoogte van een mogelijke veroordeling in de proceskosten in geval van verlies van de procedure in hoger beroep en het bij de rechtsbijstandsverzekeraar nog resterende budget. Uit de door klager overgelegde e-mails volgt dat het kostenaspect voor klager een rol speelde bij zijn beslissing om al dan niet in hoger beroep te gaan. Uit de door klager overgelegde e-mails blijkt dat verweerder klager mondeling heeft geïnformeerd, maar dat verweerder een onjuiste inschatting heeft gegeven over mogelijke de kosten van de hoger beroepsprocedure. De door klager overgelegde e-mails zijn door klager aan het bij verweerder nog steeds in gebruik zijnde e-mailadres verzonden. Dit wordt niet door verweerder betwist. De raad gaat daarom voorbij aan het verweer dat de e-mails door verweerder nimmer zijn ontvangen, althans dat hij deze niet kan terugvinden. Verweerder is immers verantwoordelijk voor een juiste afhandeling van de aan zijn e-mailadres verzonden correspondentie. Maar ook indien de e-mails door verweerder niet zouden zijn ontvangen, althans niet gelezen, maakt dit de beoordeling van de klacht niet anders. Ook zonder ontvangst van de e-mails van klager, rustte op verweerder de plicht om klager te informeren over de kosten van de hoger beroepsprocedure, de financiële risico’s bij verlies van de procedure alsmede over het resterende budget van klager bij zijn rechtsbijstandsverzekeraar. Door die advisering en de schriftelijke vastlegging daarvan, na te laten heeft verweerder niet gehandeld, zoals van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht. De raad zal de klacht daarom gegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. H.C. Struijk en M.M.C. van de Ven, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 25 april 2022