Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:55

Zaaknummer

21-353/AL/MN

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat over schending gedragsregel 21 lid 3. Na arrestbepaling heeft verweerster zich met een brief met bijlagen tot het gerechtshof gewend zonder voorafgaande toestemming van klaagster. Dat het procesreglement hoven het laat indienen van stukken toestaat, laat onverlet dat een advocaat zich ook aan de gedragsregels dient te houden, waarmee elke advocaat, dus ook verweerster, bekend wordt verondersteld. Berisping, mede vanwege weinig welwillende houding van verweerster jegens klaagster.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2022 in de zaak 21-353/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klaagster oververweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 9 juni 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 16 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1191649/MV/SD van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 november 2021. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Verweerster heeft de wederpartij (hierna ook: de vader) van de cliënte van klaagster (hierna ook: de moeder)  bijgestaan in een geschil met betrekking tot nakoming van de zorgregeling van hun minderjarige kinderen. 2.3 Bij vonnis in kort geding van 3 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld om de tussen partijen in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling onverkort na te komen, dit op straffe van een dwangsom. Klaagster heeft hiertegen namens de moeder hoger beroep ingesteld. 2.4 Op 18 mei 2020 heeft een digitale mondelinge behandeling bij het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden plaatsgevonden. Het gerechtshof heeft daarna arrest bepaald op 30 juni 2020. 2.5 Op vrijdag 5 juni 2020 heeft verweerster namens de moeder aan het gerechtshof een H3 formulier gestuurd, met daarbij als bijlagen een faxbericht van haarzelf van diezelfde dag en een e-mail van 20 mei 2020 van een zedenrechercheur van de politie. In het als bijlage meegezonden faxbericht heeft verweerster het volgende aan het gerechtshof geschreven:

“Uit bijgaande mail van de politie aan de vrouw blijkt dat de man gehoord wordt door de politie in het onderzoek naar het seksueel misbruik van [naam kind] door de man.

Nu uw Edelachtbaar College tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2020 aan partijen vroeg of zij gehoord waren of nog gehoord zouden worden acht de vrouw het van belang deze mail nog aan uw Edelachtbaar College te overleggen, ook al staat de zaak voor arrest. Ik verzoek u dan ook deze mail bij uw beoordeling alsnog mee te nemen.

Een afschrift van deze fax stuurde ik ook aan [klaagster], advocaat van de man.”

Blijkens de ook als bijlage meegezonden e-mail van de politie van 20 mei 2020 stond binnen twee weken daarna een verhoor van de vader als verdachte gepland. Om 15:25 uur heeft verweerster deze stukken ook per e-mail aan het gerechtshof, in cc aan klaagster, gestuurd. 2.6 Per e-mail van 8 juni 2020 om 09:02 uur heeft klaagster aan verweerster gemeld dat zij via Zivver de correspondentie van verweerster met het gerechtshof heeft ontvangen en of zij daarop nog mag reageren. 2.7 Per H16-formulier heeft verweerster op 8 juni 2020 via het digitaal loket van de Rechtspraak haar faxbericht van 5 juni 2020 met bijlage bij het gerechtshof ingetrokken. 2.8 Daarop heeft klaagster op 9 juni 2020 om 8:42 uur als volgt richting verweerster gereageerd:

“Naar aanleiding van uw fax van 5 juni jl. aan het Hof heb ik u gisterochtend gevraagd of u mij toestaat daarop te reageren. Hierop kreeg ik geen reactie.

Wel kreeg ik van u vannacht om 23.21 uur – een buitengewoon vreemd tijdstip overigens om te corresponderen – via de mail een afschrift van een F formulier waarop u aangeeft, zonder opgaaf van reden, de fax van 5 juni in te trekken.

Waar u in uw fax van 5 juni aangaf het van belang te achten dat het Hof geïnformeerd werd omtrent het feit dat client als verdachte zou worden gehoord, ga ik ervan uit dat u het eveneens van belang acht dat het Hof geïnformeerd wordt omtrent het feit dat client reeds als verdachte is gehoord en dat op korte termijn een sepot verwacht wordt.

Wellicht dat u zulks ook al van rechercheur [naam] heeft vernomen.

Derhalve nogmaals de vraag of u mij toestaat naar het Hof te reageren.”

2.9 In haar e-mail van 9 juni 2020 om 09:11 uur heeft verweerster aan klaagster laten weten:

“U vraagt mij om toestemming om te reageren richting het Hof. Die toestemming heb ik u bij mijn weten ook niet verleend. Daarbij lijkt het mij duidelijk dat nu ik mijn fax heb ingetrokken ik u ook niet zal toestaan richting het Hof te reageren.”

In reactie hierop heeft klaagster om 12:08 uur per e-mail aan verweerster laten weten dat zij een klacht tegen verweerster heeft ingediend wegens schending van gedragsregel 21 lid 3. 2.10 Verweerster heeft op haar beurt om 13:06 uur gereageerd als volgt:

“Inmiddels heb ik er schoon genoeg van dat u mij herhaaldelijk op een belerende, beledigende en insinuerende toon benadert. U heeft niets te maken met de tijdstippen waarop ik werk of anderszins cliënte bij sta. Mocht de deken uw klacht serieus in behandeling nemen, dan zal ik dit uiteraard haarfijn uit de doeken doen. Deze stemmingmakerij dient werkelijk geen enkel belang en in de laatste plaats die van onze cliënten.

Overigens is het door mij ingediende H16 formulier niet ingediend door mij per fax, maar rechtstreeks via het automatisch gegenereerd formulier direct aan het hof gestuurd. Faxen of zivveren is dan niet nodig.”

3 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat uitspraak is bepaald, waarmee verweerster in strijd heeft gehandeld met het derde lid van gedragsregel 21.

4 VERWEER De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING 5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld (HvD 15 mei 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:86). 5.2 Gedragsregel 21 lid 3 bepaalt dat het de advocaat niet geoorloofd is om zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat uitspraak is bepaald.  De ratio hiervan is dat voorkomen moet worden dat een partij nog een poging doet om de rechter te beïnvloeden als de uitwisseling van de wederzijdse standpunten is afgerond. Handelen in strijd met deze gedragsregel is in beginsel een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. 5.3 Vaststaat dat verweerster, nadat het gerechtshof op de mondelinge behandeling op 18 mei 2020 datum voor arrest had bepaald, zich met een brief met bijlagen via het digitale loket van de rechtspraak op 5 juni 2020 tot het gerechtshof heeft gewend, zonder eerst vooraf toestemming aan klaagster te vragen. Daarmee heeft verweerster naar het oordeel van de raad in strijd met genoemde gedragsregel gehandeld. De door verweerster voor haar handelen aangevoerde rechtvaardigingsgrond faalt. Het mag zo zijn dat het procesreglement het indienen van stukken toestaat, dat laat onverlet dat een advocaat zich daarnaast dient te houden aan de gedragsregels voor de advocatuur. Dat verweerster pas door de correspondentie van klaagster met die gedragsregel bekend is geworden, is vanzelfsprekend geen rechtvaardigingsgrond omdat elke advocaat wordt geacht bekend te zijn met de gedragsregels van de eigen beroepsgroep. 5.4 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster in strijd met de ratio van het derde lid van gedragsregel 21 gehandeld door in haar brief na arrestbepaling nog na te pleiten om daarmee het oordeel van het gerechtshof te beïnvloeden. Aldus heeft verweerster met de bedoelde brief/ fax van 5 juni 2020 jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat betekent dat de raad de klacht gegrond zal verklaren.

6 MAATREGEL De raad constateert dat verweerster door in strijd te handelen met gedragsregel 21 lid 3 artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden. Dat zij niet bekend was met die gedragsregel acht de raad zorgelijk. Weliswaar heeft verweerster de brief met bijlagen van 5 juni 2020 na ontdekking van haar vergissing snel bij het gerechtshof ingetrokken, maar zij heeft toen of daarna geen contact met klaagster gehad om dit op te lossen. Het kan zo zijn dat hun onderlinge verstandhouding als voormalige kantoorgenoten toen ernstig verslechterd was, maar dat laat onverlet dat van verweerster als professionele advocaat verwacht mocht worden dat zij aan klaagster haar excuses had aangeboden. Die excuses zijn pas door verweerster tijdens de zitting van de raad gemaakt. Door niet ervoor te kiezen om met klaagster in overleg te treden maar te volharden in eigen gelijk, heeft verweerster zich niet welwillend jegens klaagster opgesteld. Daarmee heeft verweerster ook in strijd gehandeld met gedragsregel 24. Dit alles leidt daartoe dat de raad oplegging van de maatregel van berisping aan verweerster passend en geboden acht.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 21-353/AL/MN.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van berisping op; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1; - veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, P. Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2022.

griffier                                            voorzitter   Verzonden d.d. 28 februari 2022