Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:45

Zaaknummer

21-359/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in het arbeidsgeschil als deskundig advocaat voor klager opgetreden en heeft klager nauw bij zijn werkzaamheden betrokken. Eigen regie van een advocaat. Dat sprake was van onvoldoende communicatie met klager of dat verweerder klager onvoldoende serieus heeft genomen, is niet gebleken. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2022in de zaak 21-359/AL/MNnaar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 28 mei 2020, aangevuld op 9 juli 2020, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 19 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1183706/BD/SD van de deken ontvangen.1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 29 november 2021. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen.

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.2.1 Op 21 oktober 2019 heeft klager zich ziekgemeld bij zijn toenmalige werkgever (hierna: de werkgever).2.2 Op 23 oktober 2019 is klager door de werkgever op staande voet ontslagen.2.3 Op 29 oktober 2019 heeft klager een eerste bespreking bij verweerder op kantoor gehad vanwege zijn ontslag op staande voet.2.4 Op 14 november 2019 heeft verweerder namens klager een brief aan de werkgever van klager gestuurd, waarop de advocaat van de werkgever per e-mail van 20 november 2019 afwijzend heeft gereageerd.2.5 Op 21 november 2019 heeft verweerder de e-mail van 20 november 2019 aan klager doorgestuurd en toegelicht. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat een procedure tegen de werkgever een optie is.  2.6 Hierop heeft klager met zijn e-mail van 22 november 2019 gereageerd en heeft verweerder gevraagd om contact met hem op te nemen. Diezelfde dag heeft verweerder klager uitgenodigd voor een bespreking op kantoor op 3 of 6 december 2019. Klager heeft daarop per e-mail laten weten dat zijn voorkeur 3 december 2019 is.2.7 Per e-mail van 30 november 2019 heeft verweerder aan klager laten weten dat hij de afspraak van 3 december 2019 moet verzetten en heeft een bespreking op 6 december 2019 voorgesteld.2.8 In zijn e-mail van 1 december 2019 is klager akkoord gegaan met de afspraak met verweerder op 6 december 2019.2.9 In zijn e-mail van 2 december 2019 om 00:40 uur heeft klager aan verweerder laten weten dat hij het absoluut niet netjes vindt dat verweerder de afspraak van 3 december 2019 heeft verzet. Ook heeft hij hierin geschreven dat hij wil weten hoe lang het duurt voor de procedure gestart kan worden. Diezelfde dag heeft klager ook nog om 08:28 uur aan verweerder gemaild en in die e-mail aangegeven toch niet akkoord te gaan met het verzetten van de afspraak van 3 december 2019 naar 6 december 2019.2.10 Op 3 december 2019 heeft een kantoorgenote namens verweerder per e-mail aan klager een concept verzoekschrift gestuurd met  de mededeling dat verweerder het concept met klager zal bespreken op vrijdag 6 december 2019.2.11 De bespreking tussen klager en verweerder heeft op 6 december 2019 op het kantoor van verweerder plaatsgevonden.2.12 Ook op 6 december 2019 heeft verweerder namens klager een verzoekschrift tot vernietiging van ontslag op staande voet ex artikel 7:681 BW en verzoek provisionele voorziening ex artikel 223 RV bij de rechtbank ingediend.2.13 Per e-mail van 23 december 2019 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een bespreking op kantoor op 6 januari 2020.2.14 Op 5 februari 2020 heeft een zitting ten overstaan van de kantonrechter plaatsgevonden in de rechtbank Den Haag, locatie Gouda. Om 15:42 uur heeft verweerder een e-mail aan klager gestuurd met daarin een verslag van de zitting. Om 21:36 uur heeft verweerder nog aan klager laten weten:

“In reactie op uw mail reageer ik even kort. Anders wordt het een herhaling van wat ik vanochtend al aan u heb verteld.

Wat mij betreft ligt de kern van de zaak niet in de vraag of u ziek bent of niet.

Het gaat om het feit dat u zich hebt ziek gemeld. En de reactie op die melding van de werkgever. Dat is precies de situatie van 18 en 21 oktober.

Het aantonen van de ziekte is in deze procedure niet meer relevant. We wachten nu op de uitspraak van de rechter. (…).”

2.15 Bij tussenvonnis van 25 februari 2020 heeft de kantonrechter de verzoeken van klager in de provisionele voorzieningen afgewezen en in de bodemzaak de zaak naar de rol van 24 maart 2020 verwezen voor het nemen van een akte door klager. Klager is daarbij toegelaten tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat hij zich op 21 oktober 2019 met inachtneming van het bij zijn werkgever geldende ziekteprotocol had ziekgemeld. 2.16 Bij zijn e-mail van 18 maart 2020 heeft verweerder aan klager de concept-akte ter goedkeuring gestuurd, waarna deze akte ter rolle van 24 maart 2020 door verweerder is genomen.2.17 In zijn e-mail van 25 maart 2020 heeft klager aan verweerder laten weten dat hij blij is dat verweerder hem nog altijd wil bijstaan in zijn arbeidsgeschil.2.18 In zijn e-mail van 26 maart 2020 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij klager nog verder zal bijstaan, alhoewel dat wel met een zekere tegenzin is.2.19 In zijn e-mail van 27 mei 2020 om 04.50 uur aan verweerder heeft klager verwoord hoe hij over verweerder en over de advocaat van zijn werkgever denkt. Om 21:24 uur heeft klager verweerder gevraagd om de kantonrechter te wraken. Om 23:48 uur heeft klager verweerder verweten dat hij nooit de belangen van klager serieus heeft willen behartigen.2.20 Op 28 mei 2020 om 11.44 uur heeft verweerder per e-mail een brief aan klager gestuurd waarin hij klager heeft gewezen op de inhoud van klagers e-mails van 27 mei 2020. Tevens heeft verweerder gerefereerd aan een telefoongesprek dat hij en klager die ochtend zullen hebben. Om 13.13 uur heeft verweerder klager per e-mail een brief gestuurd en daarin geconcludeerd dat hij klager niet langer bij kan staan vanwege de ontstane vertrouwensbreuk.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a) afspraken niet na te komen;b) nimmer inhoudelijk in te gaan op klagers zaak/geschil bij de kantonrechter in de rechtbank;c) niet van te voren een fatsoenlijk en vaste afspraak met hem te willen maken;d) nooit met hem (inhoudelijk) te overleggen;e) nooit met de benodigde aandacht een serieus gesprek met hem te kunnen voeren en gesprekken abrupt af te ronden;f) valse beloftes te maken;g) in maart 2020 te weigeren om een processtuk op te stellen en in te dienen bij de kantonrechter in de rechtbank;h) tekort te schieten in de dienstverlening door zijn belangen onvoldoende te behartigen tijdens de mondelinge behandeling in de procedure;i) tekort te schieten in de dienstverlening door onvoldoende dossierkennis/deskundigheid te hebben.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.Klachtonderdeel a)4.2 Volgens verweerder gaat dit verwijt er waarschijnlijk over dat hij de kantoorbespreking met klager heeft verzet van 3 naar 6 december 2019. Door drukte op kantoor moest hij deze afspraak verzetten en daarover heeft hij met klager gecommuniceerd, die zich daarin aanvankelijk ook kon vinden. Pas later is klager daar ineens op teruggekomen. Verweerder heeft de afspraak maar een paar dagen opgeschoven, zodat klager in geen enkel opzicht in zijn belangen is geschaad. Verweerder betwist bij gebrek aan wetenschap dat hij andere afspraken met klager niet zou zijn nagekomen.Klachtonderdelen b), d) en e)4.3 Verweerder heeft de zaak wel degelijk uitvoerig en inhoudelijk met klager voorbereid en alle mogelijkheden met klager besproken. Die gesprekken verliepen zoals met iedere cliënt. Alleen als klager verviel in herhalingen, heeft hij klager daarop gewezen en het gesprek weer voortgezet. Klager heeft van alle stukken concepten ontvangen en verweerder heeft diens commentaar - voor zover nuttig voor de zaak - in de processtukken verwerkt. Zoals blijkt uit de overgelegde correspondentie heeft hij klager daarbij altijd serieus genomen en de belangen van klager met betrekking tot zijn arbeidsgeschil naar behoren behartigd.Klachtonderdeel c)4.4 Verweerder hoefde met klager geen prijsafspraak te maken, omdat klager in aanmerking kwam voor een toevoeging die ook is verleend. Klager heeft daarna alleen de eigen bijdrage hoeven te betalen.Klachtonderdeel f)4.5 Verweerder betwist bij gebrek aan wetenschap dat hij valse beloftes richting klager heeft gedaan.Klachtonderdeel g)4.6 Voor zover verweerder dit verwijt goed begrijpt, wordt hem daarin verweten dat hij heeft geweigerd om op verzoek van klager de kantonrechter te wraken. Hij heeft klager uitgelegd waarom hij dat niet wilde doen, dat was ook niet in het belang van klager. Door dat te doen heeft hij juist gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, aldus verweerder. Klachtonderdeel h)4.7 Verweerder betwist dat hij de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd tijdens de zitting bij de kantonrechter. Hij heeft datgene naar voren gebracht namens klager zoals ook met klager was voorbereid.Klachtonderdeel i)4.8 Volgens verweerder kende hij het dossier van klager goed en beschikt hij over voldoende deskundigheid om in het soort arbeidsrechtelijke geschillen als dat van klager op te treden.

5 BEOORDELING 5.1 In deze zaak staat de vraag centraal of verweerder de zaak van klager tegen zijn werkgever heeft behandeld met voldoende zorg voor de belangen van klager, als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet.5.2 De raad hanteert hierbij als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32).5.3 Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).5.4 De raad stelt vast dat de klachtonderdelen betrekking hebben op de kwaliteit van de door verweerder verleende dienstverlening en op de communicatie van verweerder met klager.5.5 Op basis van de overgelegde stukken, voor zover relevant opgenomen onder de feiten hiervoor, en gelet op het verhandelde ter zitting kan door de raad niet worden vastgesteld dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan. Verweerder heeft die werkzaamheden voor klager gedaan die in een arbeidsrechtelijk geschil van hem verwacht mochten worden en heeft dat naar het oordeel van de raad ook op deskundige wijze gedaan. Als onbetwist staat vast dat verweerder concepten van alle stukken ter goedkeuring aan klager heeft voorgelegd en van klager verkregen relevante informatie heeft gebruikt in (proces)stukken. Het is aan de advocaat om te beoordelen of bepaalde stukken relevant zijn voor de verdediging van de belangen van zijn cliënt. Het is de advocaat die immers de regie voert over een zaak. Zodra tussen een advocaat en de cliënt over de wijze van aanpak van een zaak een onoverbrugbaar verschil van inzicht ontstaat, bijvoorbeeld over de in een procedure over te leggen stukken, moet een advocaat zich aan die zaak onttrekken. Verweerder heeft klager nog een kans gegeven, maar kon niet anders dan zich op 28 mei 2020 door de definitieve vertrouwensbreuk terug te trekken als advocaat van klager.5.6 Klager heeft nog aangevoerd dat verweerder hem had moeten adviseren om een deskundigenoordeel bij het UWV te vragen, maar dat hij dat ten nadele van klager niet heeft gedaan. De raad volgt klager hier niet in. Blijkens het tussenvonnis van de kantonrechter van 25 februari 2020 was de kern van de discussie tussen klager en zijn werkgever of klager zich op juiste wijze bij zijn werkgever had ziekgemeld. Omdat het geschil dus niet ging over de vraag óf klager wel ziek was, behoefde verweerder in die situatie klager ook niet te adviseren om een deskundigenoordeel bij het UWV te vragen.5.7 Wat betreft de communicatie van verweerder met klager is de raad niet gebleken dat verweerder dat niet naar behoren heeft gedaan. Vast staat dat verweerder diverse besprekingen met klager heeft gehad, zowel op kantoor als telefonisch, waarin hij de zaak uitvoerig met klager heeft doorgesproken. Ook is er blijkens het dossier veelvuldig over de zaak gemaild tussen klager en verweerder. Dat verweerder klager daarbij onredelijk of zonder respect zou hebben behandeld, kan de raad niet vaststellen. Overigens komt dat de raad ook weinig aannemelijk voor gelet op de e-mail van 25 maart 2020 waarin klager juist zijn tevredenheid over verweerder heeft geuit. Indien klager daarna alsnog ontevreden over verweerder was geweest, had het op zijn weg gelegen om een andere advocaat te zoeken. Klager is echter tot de door verweerder op 28 mei 2020 vastgestelde vertrouwensbreuk van de kant van verweerder op 28 mei 2020 cliënt van verweerder gebleven.5.8 Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld, zodat de betreffende klachtonderdelen ongegrond worden verklaard. Alle overige verwijten van klager worden als van onvoldoende gewicht, onvoldoende concreet onderbouwd, althans als gemotiveerd weersproken dan wel onvoldoende uit de stukken gebleken, eveneens ongegrond verklaard.

BESLISSING De raad van discipline:- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, P. Th. Mantel, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2022.

griffier                                             voorzitter Verzonden d.d. 28 februari 2022