Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2022:51

Zaaknummer

22-098/A/A

Inhoudsindicatie

Beleidsvrijheid advocaat. Weigering om na afweging van de betrokken belangen daags voor de kerstvakantie een bericht aan de wederpartij te sturen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klakkeloos uitvoeren wat door een client wordt verzocht strook niet met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  28 maart 2022 in de zaak 22-098/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager over: verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 februari 2022 met kenmerk 1475872/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met **. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is gescheiden van zijn ex-partner en heeft kinderen.  1.2    Op 3 november 2016 heeft mr. B. op verzoek van klager een verzoekschrift ex artikel 1:253a BW ingediend. Bij tussenbeschikking d.d. 18 januari 2017 heeft de rechtbank de beslissing aangehouden in afwachting van de resultaten van een coaching traject door het CJG en deelname aan het traject “Kinderen uit de Knel”. 1.3    Op 18 januari 2018 heeft verweerster de zaak van mr. B. overgenomen. 1.4    Op 18 mei 2018 heeft verweerster op verzoek van klager zijn verzoeken in de hiervoor bedoelde procedure, ingetrokken. De procedure is daarmee geëindigd. 1.5    Na afloop van de procedure heeft verweerster bij de rechtbank de processen-verbaal voor klager opgevraagd en – op 20 november 2018 – een concept voor een brief aan de wederpartij opgesteld.   1.6    Op 21 december 2018 om 12.00 uur heeft klager aan verweerster een e-mail gestuurd met het verzoek die middag om 13.30 uur telefonisch te overleggen. Na haar zitting heeft verweerster met klager telefonisch overleg gehad. Na afloop van dit telefonische overleg heeft verweerster aan klager per e-mail – voor zover van belang – het volgende bericht: “je hebt mij gevraagd om de voorstellen te doen per mail.  Ik heb aangegeven dat – nu jij het op de laatste dag voor de vakantie laat aankomen en ik verder geen middelen tot mijn beschikking heb om een beslissing af te dwingen – het niet aan mij is om jullie geschil te verhevigen door het sturen van een mail. Wij hebben afgesproken dat wij in januari weer contact hebben. Voor nu wens ik je hele fijne dagen en ik ben 3 januari weer op kantoor.” 1.7    Omdat klager het niet eens was met de beslissing van verweerster, heeft op 18 januari 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen hem en verweerster plaatsgevonden. 1.8    Nadat klager contact had gezocht met de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster, heeft op 29 maart 2019 wederom een bespreking tussen hem en verweerster plaatsgevonden. 1.9    Bij brief van 27 juni 2019 heeft de klachtenfunctionaris de kwestie nogmaals aan klager toegelicht.  1.10    Op 11 juli 2019 heeft de klachtenfunctionaris aan klager laten weten dat de klacht afgehandeld was. 1.11    Op 31 juli 2020 en 27 juni 2021 is door klager nog een bericht gestuurd aan verweerster, waarop door haar niet is gereageerd.  1.12    Op 27 juni 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door niet te voldoen aan zijn verzoek van 21 december 2018 om een bericht te sturen aan de wederpartij. Verweerster heeft daardoor onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen en daarmee de wederpartij bevoordeeld. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. 4.2    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster met haar weigering om op de middag voor de kerstvakantie het door klager gewenste bericht aan de wederpartij te sturen, niet in strijd gehandeld met de bovenstaande maatstaf. Verweerster stelt onweersproken bij haar beslissing alle omstandigheden van het geval te hebben afgewogen en dat ook aan klager te hebben toegelicht. Dat klager zich daarin niet kon vinden, maakt nog niet dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Nog afgezien van het feit dat, zoals hiervoor is toegelicht, de advocaat de leiding heeft bij de behandeling van de zaak, strookt het klakkeloos uitvoeren wat door een client wordt verzocht ook niet met de onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit, die tot de kernwaarden van de advocaat behoren.  4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 28 maart 2022