Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:54
Zaaknummer
22-283/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Verzoek van de deken ex art 60ab lid 1 en 2 Advocatenwet. Verweerder wordt verdacht van betrokkenheid bij grootschalige drugshandel en witwassen en zit in voorlopige hechtenis. Sprake van een ernstig vermoeden van een handelen door verweerder waardoor enig door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Bovendien niet voorzien in adequate waarneming van de praktijk. Verzoek van de deken toegewezen. Verweerder met onmiddellijke ingang geschorst.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 14 april 2022
in de zaak 22-283/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60ab
Advocatenwet van de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 1 april 2022, door de raad per email op diezelfde dag ontvangen, met kenmerk K22-021, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een verzoek op grond van artikel 60ab Advocatenwet bij de raad ingediend.
1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerder per gewone en per aangetekende email opgeroepen om ter zitting van de raad van 11 april 2022 te verschijnen. Verweerder is tevens per gewone en aangetekende post op zijn verblijfadres in de PI opgeroepen.
1.3 Verweerder heeft op 7 april 2022 telefonisch om aanhouding van de zitting gevraagd. Dit verzoek is door de raad afgewezen. Het verzoek van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2022 in aanwezigheid van de deken en mr. S., gemachtigde van verweerder. Verweerder is zelf niet verschenen.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de e-mails van de deken van 4 en 7 april 2022, met bijlagen en de e-mail van de gemachtigde van verweerder van 7 april 2022.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder staat sinds 22 februari 2019 op het tableau ingeschreven als advocaat. De geplande einddatum van zijn stage is 8 mei 2022. Verweerder is stagiair-ondernemer. De (buiten)patroon van verweerder is mr. X.
2.3 In mei 2020 is door het openbaar ministerie een strafrechtelijk onderzoek gestart naar verweerder en zijn broer omdat zij worden verdacht van betrokkenheid bij grootschalige drugshandel in cocaïne in georganiseerd verband en witwassen. Er zijn bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet, waaronder taps, peilbakens, ovc’s. Uit dit onderzoek is verdere verdenking ontstaan dat verweerder zich bezighield met de handel in drugs.
2.4 In maart 2021 is ook gebleken dat verweerder gebruik maakte van de Sky-ecc applicatie op zijn telefoons. Op 9 maart 2021 heeft een doorzoeking in de woning van verweerder plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn, onder andere, telefoons, horloges en een geldbedrag in beslag genomen. De deken heeft op 9 april 2021 bij de raad een verzoek ingediend op grond van artikel 60ab Advocatenwet. De raad heeft dit verzoek op 23 april 2021 afgewezen omdat op basis van de bevindingen van destijds onvoldoende kon worden vastgesteld dat er sprake was van ernstige vermoedens van strafbaar handelen van verweerder.
2.5 De Sky gesprekken zijn inmiddels door de politie geanalyseerd. Aan verweerder zijn door de politie drie Sky-id’s toegeschreven. Uit de analyse van de Sky-ecc gegevens blijkt dat verweerder veelvuldig contacten onderhield met derden waarin het duidelijk gaat over de handel in drugs. Op 28 maart 2022 is verweerder aangehouden en in verzekering gesteld. Op 30 maart 2022 is de bewaring van verweerder gelast. Op 31 maart 2022 is verweerder voorgeleid aan de rechter-commissaris en is een bevel tot bewaring gegeven omdat er sprake is van gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verweerder vordert en dat er ernstig rekening mee wordt gehouden dat verweerder opnieuw een misdrijf zal begaan.
3 VERZOEK
3.1 De deken verzoekt de raad om
3. primair: verweerder te schorsen voor onbepaalde tijd ex artikel 60ab lid 1 Advocatenwet in verband met het feit dat jegens verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor het in artikel 46 Advocatenweg beschermde belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad;
4. subsidiair: schorsing gedurende de periode van vrijheidsbeneming ex artikel 60ab lid 1 Advocatenwet;
6. de termijn artikel 60ab lid 5 Advocatenwet te bepalen op zes weken na de beslissing op onderhavig verzoek.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen het verzoek van de deken verweer gevoerd. Verweerder stelt zich ten aanzien van het primair gevorderde op het standpunt dat uit de door de deken overgelegde stukken geen ernstig vermoeden zoals bedoeld in artikel 60ab lid 1 Advocatenwet blijkt. Voor wat betreft het subsidiair gevorderde refereert verweerder zich aan het oordeel van de raad. Tegen het verzoek om de termijn ex artikel 60ab lid 5 Advocatenwet te bepalen op zes weken na de beslissing heeft verweerder geen verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De deken verzoekt primair om schorsing voor onbepaalde tijd van verweerder op grond van het bepaalde in artikel 60ab lid 1 Advocatenwet. Subsidiair verzoekt de deken om schorsing van verweerder voor de duur van de vrijheidsbeneming op grond van het bepaalde in artikel 60ab lid 2 Advocatenwet. De raad zal eerst het primaire verzoek van de deken beoordelen.
5.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 60ab lid 1 Advocatenwet kan een advocaat door de raad op verzoek van de deken worden geschorst, indien jegens hem een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang is geschaad of dreigt te worden geschaad.
5.3 De raad is van oordeel dat uit het door deken in de onderhavige procedure aangeleverde materiaal, zijnde de vordering tot inbewaringstelling, het bevel tot bewaring van de rechter commissaris en stukken uit het politiedossier, voldoende blijkt dat verweerder onbetamelijk gedrag heeft getoond dat het vertrouwen in de advocatuur schaadt. Zo zijn er concrete aanwijzingen aangetroffen van de betrokkenheid van verweerder bij drugshandel. Uit de analyse van de Sky-ecc gesprekken blijkt dat verweerder 3 telefoons in gebruik heeft waarmee ontmoetingen en afspraken worden gemaakt. Er worden codewoorden doorgegeven, foto’s en logo’s op blokken drugs doorgestuurd en adressen aan chauffeurs doorgegeven. De ontmoetingen en afspraken die in chats met het toestel van verweerder worden gemaakt, worden ook bewezen door opgenomen gesprekken in de shisha-lounge, doordat het baken onder de auto van verweerder aangeeft dat hij daadwerkelijk ter plekke verschijnt en door observaties van de recherche.
5.4 De raad is dan ook met de deken van oordeel dat uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat er sprake is van een ernstig vermoeden van een handelen door verweerder waardoor enig door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Het primaire verzoek van de deken zal derhalve worden toegewezen. Op het subsidiaire verzoek behoeft derhalve niet te worden beslist.
5.5 Tegen het verzoek van de deken om de termijn artikel 60ab lid 5 Advocatenwet te bepalen op zes weken na de beslissing op onderhavig verzoek, is door verweerder geen verweer gevoerd, zodat ook dit verzoek zal worden toegewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken ex artikel 60ab lid 1 Advocatenwet toe en schorst verweerder met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat;
- bepaalt de termijn ex artikel 60ab lid 5 Advocatenwet op zes weken na deze beslissing.
Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra, A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 april 2022