Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2022:47

Zaaknummer

20-917/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzet. De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 maart 2022in de zaak 20-917/AL/MNnaar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 juni 2021 op de klacht van:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 27 juni 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2 Op 27 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z1204648/AS/SD van de deken ontvangen.1.3 Bij beslissing van 14 juni 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.1.4 Op 15 juni 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.1.5 Klager heeft per e-mail van 28 december 2021 om de wraking verzocht van de tuchtrechters die zijn zaak op de zitting van 10 januari 2022 zouden behandelen, te weten mr. J.U.M. van der Werff, mr. J.J.W. Lamme, mr. F.E.J. Janzing en (reservelid) mr. M. Tijseling. De wrakingskamer heeft dat verzoek bij beslissing van 4 januari 2022 kennelijk ongegrond verklaard.1.6 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 10 januari 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.1.7 Klager heeft per e-mail van 23 januari 2022 wederom een verzoek tot wraking van dezelfde tuchtrechters gedaan. De wrakingskamer heeft dat verzoek bij beslissing van 4 februari 2022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van klager in (onder meer) de onderhavige klachtzaak niet meer in behandeling wordt genomen.1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerder van 17 december 2021 en de e-mail met bijlagen van klager van 26 december 2021.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet zijn genoemd in het verzetschrift en houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:1. Verweerder heeft geen e-mail van 15 juli 2019 overgelegd. Die in de voorzittersbeslissing genoemde stelling van verweerder is onjuist.2. Het is onjuist dat mr. H. kennis zou hebben genomen van de akte gedurende de zitting van 10 december 2019 of dat deze akte tijdens de zitting is besproken. 3. Klager heeft per e-mail van 18 mei 2021 bij de rechtbank de griffiersaantekeningen opgevraagd om hetgeen hij onder 2. heeft gesteld te onderbouwen.4. In de voorzittersbeslissing is het volgende overwogen: “Voorts heeft de advocaat van klager blijkbaar gevonden dat de zitting van 10 december 2019 door kon gaan ondanks het feit dat hij de akte voorafgaand niet kende”. Deze overweging getuigt van insinuatie en vooringenomenheid, ten nadele van klager.5. In de voorzittersbeslissing is het volgende overwogen: “Voor klagers standpunt dat verweerder ondanks herhaalde verzoeken heeft geweigerd een kopie van de akte te verstrekken, kan de voorzitter in de dossierstukken geen aanknopingspunten vinden”. Die stelling is onjuist.6. In de voorzittersbeslissing is voorbij gegaan aan het feit dat verweerder schriftelijk heeft gelogen tijdens het klachtonderzoek door de deken.7. Verweerder heeft niet gereageerd op e-mails en verweerder heeft daarmee de beschikking van de rechtbank naast zich neergelegd ondanks een rappel om inzage te verlenen.8. Het oordeel van de voorzitter dat klager is bijgestaan dor een advocaat en verweerder om die reden niet vrij zou zijn geweest om te reageren, is niet houdbaar. Verweerder heeft ook meermaals niet naar mr. H. gereageerd.2.2 Overigens komt klager tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.4.3 Omdat ook de e-mail met bijlagen van klager van 26 december 2021 en het verhandelde ter zitting van de raad van 10 januari 2022 geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en J.J.W. Lamme, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.

Griffier                                         Voorzitter Verzonden d.d. 7 maart 2022