Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-01-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2022:41
Zaaknummer
21-928/AL/NN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over (voormalige) eigen advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 24 januari 2022in de zaak 21-928/AL/NNnaar aanleiding van de klacht van:
klager oververweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 18 november 2021 met kenmerk 2021KNN094/1490108, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 3 december 2021.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.1.1 Tot 1 oktober 2019 was verweerster als advocaat werkzaam en in (loon-)dienst van het kantoor S Advocaten te G.1.2 Tijdens dit dienstverband heeft verweerster de belangen van klager behartigd op basis van twee toevoegingen.1.3 Bij e-mail van 23 september 2019 heeft verweerster klager bericht dat zij stopt met haar werk als advocaat en klager niet meer kan bijstaan. Voorts heeft zij klager meegedeeld dat haar zaken worden overgenomen door haar collega, mr. F.M. M, maar dat het klager ook vrijstaat een andere advocaat te zoeken.1.4 Verweerster heeft per 1 oktober 2019 ontslag genomen bij S Advocaten en heeft zich ook per 1 oktober 2019 laten uitschrijven als advocaat. Een bevestiging van die uitschrijving van de Nederlandse Orde van Advocaten bevindt zich in het dossier. Ook haar inschrijving bij de Raad voor Rechtsbijstand is per die datum geëindigd.1.5 Verweerster is in oktober 2019 als jurist in dienst getreden bij Y Advocaten te G. Op 29 november 2019 is zij weer als advocaat beëdigd.1.6 Bij e-mail van 2 oktober 2019 heeft mr. M klager bericht dat hij klagers zaak/zaken niet in behandeling kan nemen omdat zijn portefeuille vol zit. Daarom heeft hij klager geadviseerd om een andere advocaat te zoeken.1.7 Op 20 juli 2021 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.a) Verweerster heeft hem in strijd met de waarheid gemeld dat zij per 1 oktober 2019 zou stoppen als advocaat. Zij is per 1 oktober 2019 als advocaat gaan werken bij Y advocaten.b) Ten onrechte heeft er een mutatie van de toevoegingen plaatsgevonden. De toevoegingen zijn op naam van mr. M gesteld die de toevoegingen ook heeft gedeclareerd. Klager heeft hierdoor schade geleden.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht onder meer het volgende aangevoerd.3.2 Verweerster heeft zich wel degelijk als advocaat laten uitschrijven per 1 oktober 2019. Zij heeft dit klager naar waarheid bericht. Als gevolg van haar schrapping als advocaat is zij ook uitgeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand. In de loop van oktober 2019 is verweerster als jurist gaan werken bij Y Advocaten. Later is zij opnieuw beëdigd als advocaat. Zij is niet direct opnieuw ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand.3.3 De zaken die verweerster bij S Advocaten in behandeling had, zijn eigendom van het kantoor. Afgesproken was dat mr. M de zaken van klager zou overnemen. De toevoegingen zijn conform deze afspraak gemuteerd en op naam van mr. M gezet. Verweerster is niet verantwoordelijk voor het handelen van mr. M c.q. voor de vraag of mr. M al dan niet terecht de toevoegingsvergoeding heeft gekregen.
4 BEOORDELING Klachtonderdeel a) 4.1 De voorzitter stelt vast dat verweerster per 1 oktober 2019 is uitgeschreven van het landelijk advocatentableau. Dit blijkt uit de schriftelijke bevestiging van de Orde van Advocaten en wordt bevestigd door de deken. De mededeling van verweerster aan klager dat zij per 1 oktober 2019 stopt als advocaat is derhalve niet in strijd met de waarheid. Het feit dat verweerster later opnieuw als advocaat is beëdigd maakt dat niet anders. Verweerster heeft dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat leidt er toe dat de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond zal verklaren.Klachtonderdeel b)4.2 S advocaten was eigenaar van de zaken die werden behandeld door verweerster. De uitschrijving van verweerster had tot gevolg dat zij de zaken van klager als toegevoegde advocaat niet meer kon doen. Er was afgesproken dat haar toenmalige kantoorgenoot mr. M de zaken en toevoegingen zou overnemen. Mr. M heeft klager op 2 oktober 2019 echter bericht dat hij de zaken niet in behandeling kon nemen omdat zijn portefeuille vol zat. Klager klaagt over deze gang van zaken. De voorzitter constateert dat dit het handelen van mr. M dan wel het voormalig advocatenkantoor van verweerster betreft. Verweerster werkte daar in de periode niet meer en niet is gebleken dat verweerster bemoeienis heeft gehad met dit beweerdelijk klachtwaardig handelen. Er valt daarom niet in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 24 januari 2022