Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2022
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2022:89
Zaaknummer
220046
Inhoudsindicatie
Te laat ingediend artikel 13 beklag. Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door medische omstandigheden zijn beklag niet tijdig kon indienen. Het beklag van klager wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
BESLISSING
van 8 april 2022in de zaak 220046 naar aanleiding van het beklag van:
klager tegen: mr. P. HanenbergDeken van de Orde van Advocatenin het arrondissement Rotterdam
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 15 december 2022. Klager heeft een beklag d.d. 5 februari 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 5 februari 2022, aangevuld op 7 en 8 februari 2022, (per e-mail) ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:- e-mails van klager van 20 en 24 februari 2022;- e-mails van klager van 28 februari en 1 maart 2022, waarin klager vraagt hoe lang het duurt voordat er een advocaat wordt toegewezen;- een e-mail van de griffie van 2 maart 2022, waarin wordt mede gedeeld dat het hof geen advocaat kan aanwijzen en dat klager geen stukken meer kan indienen.- het verweerschrift van de deken van 2 maart 2022.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 12 oktober 2021 heeft klager per e-mail een verzoek ingediend bij de deken om een advocaat aan te wijzen om hem bij te staan in verband met de aansprakelijkstelling door klager van een ziekenhuis, in verband met volgens klager tijdens een behandeling gemaakte fouten. De verzekeraar van het ziekenhuis heeft de aansprakelijkheid afgewezen.
3.2 In een e-mail van 13 oktober 2021 heeft het secretariaat van de deken gevraagd om een nadere toelichting en klager erop gewezen dat hij een vijftal schriftelijke afwijzingen van advocaten moet overleggen.
3.3 In een e-mail van 13 oktober 2021 heeft klager zijn verzoek middels bijlagen nader toegelicht.
3.4 In een e-mail van 15 oktober 2021 heeft de deken aangegeven dat de bijlagen niet goed leesbaar zijn en gevraagd of klager de stukken in een leesbaar format kan opsturen.
3.5 In e-mails van 15 oktober 2021 heeft klager de gevraagde stukken (opnieuw) aan de deken gestuurd.
3.6 In de periode 15 oktober tot en met 8 december 2021 heeft er verder e-mailcontact plaatsgevonden tussen klager en de deken.
3.7 Bij e-mail van 15 december 2021 (11.56 uur) heeft de deken het verzoek om toewijzing van een advocaat afgewezen. Ter onderbouwing wordt – kort samengevat – vermeld dat uit het advies van de door klager geconsulteerde advocaten blijkt dat zich niet de situatie voordoet dat klager geen advocaat kan vinden om hem te adviseren over de aansprakelijkheid, maar dat het advies luidt om een klacht in te dienen bij een medisch tuchtcollege. Kennelijk hebben meerdere advocaten geen mogelijkheden gezien om klager bij te staan. Dit advies komt de deken niet onjuist of onredelijk voor. Gelet daarop wordt het verzoek afgewezen. De deken heeft klager geadviseerd om zich te wenden tot een medisch tuchtcollege en laten weten dat klager, ook na de uitspraak van het tuchtcollege, nog een civielrechtelijke procedure kan starten.
3.8 In een e-mail van 15 december 2021 heeft klager op de beslissing van de deken – kort samengevat – gereageerd dat hem is geadviseerd om naar een geschillencommissie te stappen en niet naar een tuchtcollege. Verder geeft klager aan dat hij ook een procedure tegen de verzekeraar van het ziekenhuis wil starten.
3.9 In een e-mail van 16 december 2021 heeft de deken aangegeven dat hij niet terugkomt op zijn beslissing om geen advocaat aan te wijzen, omdat ook het advies om te klagen bij de Geschillencommissie Ziekenhuizen de deken niet onjuist of onredelijk voorkomt. Verder heeft de deken aangegeven dat hij klagers nieuwe verzoek om een advocaat aan te wijzen om een procedure tegen de verzekeraar van het ziekenhuis te starten niet in behandeling neemt, omdat klager niet heeft voldaan aan de voorwaarde om eerst zelf op zoek te gaan naar een advocaat.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid van het beklag
standpunt klager
4.1 Klager heeft – kort samengevat – aangegeven dat hij zijn beklag te laat heeft ingediend omdat hij in een trauma is beland, een hersenschudding heeft gehad en geen tijd of energie heeft gehad om een beklag eerder in te dienen door al deze gebeurtenissen.
standpunt deken
4.2 De deken heeft – kort samengevat – aangevoerd dat klager zijn beklagschrift te laat heeft ingediend, dat hij geen aanleiding ziet om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en zich refereert aan het oordeel van het hof. De deken stelt dat klager zijn bijzondere omstandigheden niet met medische stukken heeft onderbouwd. Daarnaast ziet de deken niet goed in waarom klager e-mails aan de deken kon sturen op 15, 16 en 24 december 2021, maar niet in staat was tot het opstellen en indienen van een beklag bij het hof.
oordeel hof
4.3 Op grond van artikel 13 lid 3 Advocatenwet kan binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking van de deken, in dit geval de verzending van de beslissing van 15 december 2021 per e-mail, een beklag worden ingediend. De beroepstermijn eindigde op 27 januari 2022. Het beklag van 5 februari 2022 is dus te laat ingediend. Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij door medische omstandigheden zijn beklag niet tijdig kon indienen. Uit de stukken blijkt immers dat klager, na de afwijzende beslissing van de deken, de deken heeft gemaild op 16 en 24 december 2021. Daarbij komt dat klager zijn medische gesteldheid niet heeft onderbouwd met (medische) stukken (bijvoorbeeld een brief van een dokter of psycholoog). Nu niet van een verschoonbare overschrijding door klager van deze termijn is gebleken, dient het beklag van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5 BESLISSING
Hof van Discipline:
5.1 verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 15 december 2021 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.L. Pasma en E.W. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2022. griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 8 april 2022.