Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:82

Zaaknummer

210300

Inhoudsindicatie

Herstelbeslissing.

Uitspraak

BESLISSING

van 11 april 2022in de zaak 210300

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

 

1 DE BESLISSING WAARVAN HERSTEL

1.1  Het hof verwijst naar zijn beslissing van 11 april 2022 met zaaknummer 210300. In deze beslissing heeft het hof de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 september 2021, gewezen onder nummer 20-458/AL/MN, vernietigd voor zover deze ziet op de gegrondverklaring van klachtonderdeel a) en de ongegrondverklaring van de klachtonderdelen c) tot en met f) en heeft het hof de klacht op onderdeel f) gegrond verklaard en de klachtonderdelen a) en c) tot en met e) niet-ontvankelijk verklaard. Voor het overige heeft het hof de beslissing van de raad bekrachtigd, met veroordeling van verweerder in de proceskosten in de procedure bij het hof.

1.2 Deze beslissing is als ECLI:NL:TAHVD:2022:82 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 HET HERSTEL

2.1 Het hof stelt vast dat in rechtsoverweging 5.33 van voormelde beslissing abusievelijk een zin is opgenomen, die niet opgenomen had moeten worden. Rechtsoverweging 5.33 dient te luiden als volgt:

“5.33 Het hof acht (met de raad) de gedragingen van verweerder bijzonder kwalijk. Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en in strijd gehandeld met de kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid die een advocaat in acht dient te nemen. Zijn handelen heeft het vertrouwen in de advocatuur geschaad.”

3 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

3.1 herstelt de beslissing van 11 april 2022 van het Hof van Discipline met zaaknummer 210300 in die zin dat rechtsoverweging 5.33 luidt:

“5.33 Het hof acht (met de raad) de gedragingen van verweerder bijzonder kwalijk. Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en in strijd gehandeld met de kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid die een advocaat in acht dient te nemen. Zijn handelen heeft het vertrouwen in de advocatuur geschaad.”

Deze beslissing is gewezen door mr. A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, mrs. W.F. Boele, L.H. Rammeloo, A.P. Wessels en J.E. Soeharno, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.M. Lauvenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022.  

griffier voorzitter            

 

De beslissing is verzonden op 11 april 2022.