Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:81

Zaaknummer

220038

Inhoudsindicatie

Termijnoverschrijding instellen hoger beroep. Op grond van artikel 56 lid 1 Advocatenwet bedraagt de termijn om bij het hof een beroepschrift in te dienen 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad van discipline. ​​​​​​Vast staat dat het beroepschrift te laat bij de griffie van het hof is binnengekomen. Voor zover klaagster heeft bedoeld te zeggen dat zij wel tijdig hoger beroep heeft ingesteld via haar e-mail aan de voorzitter van de raad van discipline faalt dat betoog en maakt het de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het bij de verkeerde instantie hoger beroep in stellen komt voor klaagsters eigen rekening en risico, in het bijzonder gelet op de tekst van de beslissing van de raad. Het hof verklaart het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Uitspraak

BESLISSING

van 4 april 2022in de zaak 220038

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 8 februari 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 20-555/AL/MN). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:117 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 6 december 2021 het verzet van klager met betrekking tot klachtonderdeel d) gegrond verklaard en vervolgens klachtonderdeel d) ongegrond en het verzet voor het overige ook ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRARL:2021:332 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 26 januari 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:- de stukken van de raad;- de e-mail van de griffie van 1 februari 2022 aan klaagster, waarin klaagster erop is gewezen dat het beroep te laat is ingediend en zij twee weken de gelegenheid krijgt om schriftelijk toe te lichten waarom zij het beroep pas na afloop van de beroepstermijn heeft kunnen indienen;- de reactie van klaagster per e-mail van 7 februari 2022;- de e-mail van 18 februari 2022 van klaagster met aanvullende stukken.

2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

3.1 Aan de orde is de ontvankelijkheid van het hoger beroep van klaagster.

Standpunt klaagster

3.2  Klaagster was niet bekend met artikel 56 Advocatenwet en ging uit van een standaardberoepstermijn van drie maanden. Verder heeft klaagster nog gewezen op een (ongedateerde) e-mail aan de voorzitter van de raad van discipline waarin zij aangeeft in hoger beroep te gaan. Naar eigen zeggen heeft klaagster die e-mail op 7 december 2021 verzonden. Deze e-mail is een reactie op een e-mail van 6 december 2021 van verweerster aan de voorzitter van de raad van discipline met het verzoek om naar aanleiding van een kennelijk gerezen misverstand een proces-verbaal af te geven en vraag of de beslissing van de raad gecorrigeerd kan worden.

Oordeel hof

3.3 Niet is weersproken dat de beslissing van de raad op 6 december 2021 is verzonden. Op grond van artikel 56 lid 1 Advocatenwet bedraagt de termijn om bij het hof een beroepschrift in te dienen 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad van discipline. Klaagster wordt geacht van die termijn op de hoogte te zijn. Niet alleen wordt men geacht de wet te kennen, maar de beroepstermijn van 30 dagen staat ook onderaan de aan klaagster verzonden beslissing.

3.4 Vast staat dat het beroepschrift te laat bij de griffie van het hof is binnengekomen, namelijk op 26 januari 2022. Voor zover klaagster heeft bedoeld te zeggen dat zij wel tijdig hoger beroep heeft ingesteld via haar e-mail van 7 december 2021 aan de voorzitter van de raad van discipline faalt dat betoog en maakt het de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Daartoe geldt in het bijzonder dat in de tekst van de beslissing van de raad precies staat omschreven hoe hoger beroep dient te worden ingesteld, welke termijn daarvoor geldt en naar welk adres het hoger beroepschrift dient te worden verzonden. Over de tekst daarvan kan in redelijkheid geen misverstand bestaan. Het bij de verkeerde instantie hoger beroep in stellen komt dus voor haar eigen rekening en risico.

3.5 Klaagster zal dan ook in het hoger beroep niet ontvankelijk worden verklaard.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

4.1 verklaart het hoger beroep van klaagster niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.L. Pasma en E.W. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022.

  griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 4 april 2022.