Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:80

Zaaknummer

220037

Inhoudsindicatie

Appelverbod. De door klager aangevoerde gronden zien op de inhoudelijke beoordeling van de zaak door de voorzitter van de raad en door de raad zelf en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen. De gronden genoemd in het beroepschrift leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod.

Uitspraak

BESLISSING

van 4 april 2022in de zaak 220037naar aanleiding van het beklag van:

klager tegen: verweerster

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 21 juli 2021 van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) in de zaken met de nummer 21-501/A/A. De voorzitter heeft de klachtonderdelen met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

1.2  Het hof verwijst voorts naar de beslissing van 24 januari 2022 van de raad naar aanleiding van het verzet tegen deze voorzittersbeslissing. De raad heeft het verzet ongegrond verklaard.

1.3 De beslissing van de voorzitter is op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:171. De beslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:15.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 24 januari 2022 ontvangen door de griffie van het hof. 2.2 Verder bevat het dossier:- de stukken van de raad;

2.3 Het hof heeft het om hierna te noemen redenen niet nodig gevonden verweerster in de gelegenheid te stellen een verweerschrift in te dienen.2.4 Op 21 februari 2021 is aan klager bericht dat de zaak in raadkamer zal worden behandeld, is de samenstelling van de raadkamer en de uitspraakdatum kenbaar gemaakt en meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2.5 Diezelfde dag heeft klager een wrakingsverzoek ingediend gericht tegen de leden van de raadkamer. Op 18 maart 2022 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en bepaald dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek en ook bepaald dat een volgend (wrakings)verzoek niet in behandeling wordt genomen.

2.6 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet.maatstaf3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.schending van fundamentele rechtsbeginselen3.4 Klager heeft in zijn beroep het volgende aangevoerd:“Met verwijzing naar Verzetschrift 23 juli 2021 versus onrechtmatige voorzitter beslissing nummer 12 sinds 2009 . schend uw lagere Raad Amsterdam wederom grondrecht .artikel 6.1 E V R M Fair Trial.Tucht rechtspraak tegen advocaten door advocaten behandeld. Met verzoek dat uw Hof verzet vernietigd op grond van valsheid in geschriften door uw lagere Raad. [klager] verwijs naar onrechtmatig behandelingVerzet 24 januari 2022. En verzet versus uw voorzitter lagere Raad Amsterdam 23 juli 2021. Met duidelijk verzet versus voorzitter beslissing .zonder recht op wederhoor conform Arresten Hoge Raad Der Nederlanden.Het behandelen van rechtens bewezen Tuchtklachten versus foute advocaten . behandeld door dezelfde beroepsgroep advocaten is in strijd met de Europese Rechten van de Mens .Wederom bewijs dat er geen spraken is van recht op onafhankelijke Tuchtrecht spraak in Nederland. Tuchtrecht behoort onder Civiele rechtbanken en Hoven KEI te vallen”.

overwegingen hof3.5 De door klager aangevoerde gronden zien op de inhoudelijke beoordeling van de zaak door de voorzitter van de raad en door de raad zelf en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen die de raad in de bestreden beslissing niet in acht zou hebben genomen, zoals schending van hoor en wederhoor. Het verzet, zo blijkt uit de bestreden beslissing, is behandeld op de zitting van de raad van 10 december 2021 waarbij klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig waren. De gronden genoemd in het beroepschrift leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).slotsom3.7 De slotsom is dat de gronden voor doorbreking van het appelverbod falen. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.W. de Groot en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022.

  griffier  voorzitter    De beslissing is verzonden op 4 april 2022.