Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:44

Zaaknummer

20-838/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat vorderde, kort voor de behandeling bij de rechtbank van een zaak met een groot financieel belang, vanwege niet nakoming van een betalingsregeling door zijn cliënt  onmiddellijke betaling van de openstaande vordering en betaling per direct van nieuwe declaraties. De advocaat heeft, ondanks herhaalde verzoeken van zijn cliënt, de bij die cliënte gewekte indruk dat hij zijn werkzaamheden zou staken indien de nieuwe declaratie niet op dezelfde dag betaald zou worden, niet weggenomen. Advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een advocaat verwacht mag worden. 

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 14 maart 2022

in de zaak 20-838/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCURE 

1.1 Op 7 mei 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 4 november 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K20-109 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 januari 2022. Daarbij waren de gemachtigde van klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

 

2 FEITEN

2.1 Verweerder heeft klager gedurende een zeer ruim periode bijgestaan in meerdere zaken. Klager verzocht per email van 6 november 2019 aan verweerder wanneer hij een eerste concept verweer kon verwachten voor het hof. Verweerder antwoordde per email van 7 november 2019 om 12:15 uur als volgt: “In de strafzaak wacht ik op het concept van (….) voor mijn inbreng. De bestuurdersaansprakelijkheidszaak is pas in januari 2020 en staat nog niet in mijn planning.” Klager antwoordde als volgt “(….) Dus we zullen toch eerder stukken moeten inbrengen?” Verweerder antwoordde per email d.d. 7 november 2019 om 14:29 uur dat verzending op 16 of 17 december 2019 tijdig genoeg was. Verweerder heeft voorts een betalingsregeling voor de nog openstaande facturen voorgesteld. Hij schreef onder meer het volgende : “Bij nakoming van de betalingsregeling blijft dienstverlening mijnerzijds gewaarborgd.”  Klager heeft vervolgens per email van 7 november 2019 om 17:14 uur een tegenvoorstel gedaan ten aanzien van de betalingsregeling. Verweerder schreef per email van 8 november 2019 om 13:28 uur onder meer het volgende : “Ik ga akkoord met jouw voorstel voor een betalingsregeling voor de openstaande declaraties tot en met declaratiedatum 31 oktober 2019, mits tijdig en correct nageleefd. De bespreking over de declaraties over de maanden november en december 2019 wil ik graag in de week van 16 december 2019 met je hebben. Ik wil graag voor de jaarwisseling en de verdere voorbereiding van de zitting van 16 januari 2020 weten waar ik aan toe ben.” Op 16 december 2019 is tussen klager en verweerder een betalingsregeling overeengekomen voor de declaraties voor de werkzaamheden in de maanden november en december 2019.  Verweerder heeft de getroffen betalingsregeling per e-mail van 16 december 2019 bevestigd en schreef daarbij het volgende : “Ik kan hiermee akkoord gaan onder de voorwaarde dat de declaraties betreffende de maanden januari 2020 e.v. binnen de overeengekomen betalingstermijn van 14 dagen worden voldaan.”

2.2 Verweerder heeft per email van 3 januari 2020 om nakoming per direct van de getroffen betalingsregeling verzocht.

2.3 Verweerder schreef per email van 6 januari 2020 om 19:17 uur het volgende aan onder meer klager: “Toen je vanochtend ons telefoongesprek onaangekondigd en abrupt verbrak was ik bezig je te vertellen dat ik de betalingsregeling beëindig en volledige betaling van de openstaande declaraties wil, dus ook het nu nog openstaande bedrag van € 3.290,13. Ik wil dit bedrag morgen uiterlijk om 12.00 uur op mijn rekening zijn staan. Voor verdere declaraties geldt de voorwaarde van onmiddellijke betaling, dus betaling op de dag dat jullie ze ontvangen”.  Klager antwoordde per email van 7 januari 2020 om 10:30 uur onder meer het volgende : “Met verbazing heb ik kennis genomen van je mail en daar wil ik toch wel even het volgende over kwijt. De laatste weken begin ik steeds meer het gevoel te krijgen dat je het mes in het varken wil laten steken. Ik doel hierbij op o.a. de volgende zaken (……). Al deze zaken begrijp ik als er geen heil meer in zien? Ik vind het daarom zeer jammer dat je dit zo net voor de eindmeet gaat doen. Ik wil je er nog aan herinneren dat we de afgelopen jaren honderdduizenden euro’s aan jou betaald hebben en wat hebben wij hiervoor teruggekregen? Ik zorg dat je vandaag het resterende openstaande bedrag betaald krijgt en als je echt van mening bent dat we de facturen per ommegaande moeten betalen zal ik dat ook accepteren mits ze akkoord zijn. Nu wil ik dat je focus op onze zaak ligt i.p.v. randzaken. (….)”  

Hierna heeft op 7 januari 2020 de volgende e-mailcorrespondentie tussen verweerder en klager plaatsgevonden:

Email van 14:05 uur van verweerder aan klager: “Aangezien je akkoord bent met het onmiddellijk betalen van declaraties, tref je hierbij de declaraties van de verrichte werkzaamheden in de diverse dossiers”.

E-mail van 14:17 uur van klager aan verweerder: “Dat is niet wat ik gezegd heb. Ik heb gezegd dat als jij echt van mening bent dat ik de facturen per ommegaande moet betalen dat ik dan zal accepteren mits ze akkoord zijn. Dat is iets anders dan wat jij nu voorstelt. Dus graag een reactie op mijn email van vanmorgen want ik wil graag een advocaat die voor mijn belangen opkomt en niet enkel voor de zijne!”

E-mail van 14:27 uur van verweerder aan klager: “Ik citeer ‘(….) en als je echt van mening bent dat we de facturen per ommegaande moeten betalen zal ik dat ook accepteren mits ze akkoord zijn’ ”.

E-mail van 14:30 uur van klager aan verweerder: “Is dat niet hetzelfde. Ik wil graag een reactie op mijn mail?”

Email van 14:35 uur van verweerder aan klager: “Voor de duidelijkheid: ik wil per ommegaande betaald worden.”

E-mail van 14:38 uur van klager aan verweerder: “Uit je facturen trek ik nu al de conclusie dat je niet meer verder wilt gaan omdat je de facturen t/m 03.01 hebt opgesteld. Dus ik wil graag weten wat nu de bedoeling is.”

E-mail van 14:48 uur van verweerder aan klager : “Het zijn declaraties voor verrichte werkzaamheden. Er is geen betalingsregeling meer, dus moet onmiddellijk betaald worden. Jij bent het daarmee eens.”

E-mail van 14:52 uur van klager aan verweerder : “Wil je echt de hele tijd kinderachtig doen of kunnen we normaal praten? Ik vraag je al de hele dag wat nu je bedoeling is en je bent alleen maar over je declaraties bezig! Ik wil gewoon een duidelijk antwoord meer niet? “

E-mail van 15:05 uur van verweerder aan klager : “Ik ben hier niet van gediend. Zoals door jou geaccordeerd, wil ik per omgaande de declaraties betaald hebben.”

E-mail van 17:43 uur van mr. H, door wie klager in de strafzaak tevens werd bijgestaan, aan verweerder: “Ik begrijp dat er op dit moment wat perikelen zijn rondom nota’s. Dat de openstaande nota’s van Hans zouden zijn voldaan maar dat er een nieuwe vandaag zou zijn verzonden die nog niet is voldaan. Ik wil een uitdrukkelijk beroep doen op Hans om toch tijdens deze laatste loodjes met volle inspanning proberen een succes te boeken (..) De 16e kan de man die al bijna 20 jaar huisadvocaat is NIET ontbreken. (..)”

2.4 Klager heeft per e-mail van 8 januari 2020 om 12:12 uur aan verweerder bericht dat de geaccordeerde facturen door hem waren voldaan. Klager heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de door verweerder op 7 januari 2020 verzonden facturen en het volgende aan verweerder geschreven: “Naar aanleiding van het feit dat ik jou gisteren meerdere malen gevraagd heb naar het motief om deze houding aan te nemen is er bij mij een vertrouwensbreuk ontstaan. Ik ben genoodzaakt om daarom de samenwerking per direct te beëindigen omdat ik op 16.01 a.s. een advocaat nodig heb die mijn belangen van harte verdedigd. Dit is naar mijn mening bij jou niet meer het geval. Ik verzoek je dan ook om alle dossiers morgen 11.00 u klaar te hebben zodat ik deze kan laten ophalen. (…..) Ik vind het zeer jammer dat het zo is moeten lopen en zeker omdat je dag in dag uit ons begeleid de afgelopen 18 jaar, maar moet aan mijn eigen belangen denken want er staat teveel op het spel voor mij. Ook vind ik een zeer spijtige zaak dat je dit voor € 10.000,- doet terwijl er al ettelijke honderdduizenden nar jouw kant gevloeid zijn en wij steeds alle facturen betaald hebben.”

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft de aan hem toekomende vrijheid van handelen overschreden door klager een week voor de zitting voor het blok te zetten door betaling te eisen van facturen die dezelfde dag zijn opgemaakt.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Verweerder heeft gedurende een zeer lange periode in meerdere zaken werkzaamheden voor klager verricht. In de strafzaak werd klager tevens door mr. H (gemachtigde van klager in deze klachtzaak) bijgestaan. In november 2019 is tussen verweerder en klager een dispuut ontstaan over openstaande declaraties. Klager en verweerder zijn vervolgens tot betalingsregelingen gekomen betreffende de openstaande declaraties voor verrichte werkzaamheden tot en met 31 oktober 2019 en de declaraties voor de werkzaamheden in november en december 2019. Verweerder eiste strikte nakoming van de overeengekomen betalingsregelingen. Omdat op 3 januari 2020 de overeengekomen betaling niet had plaatsgevonden, heeft verweerder op 6 januari 2020 de betalingsregeling beëindigd, betaling van het volledige openstaande bedrag gevorderd en bericht dat voor verdere declaraties de voorwaarde van onmiddellijke betaling gold, dus betaling op de dag dat klager de declaraties ontving. Vervolgens heeft op 7 januari 2020 een uitvoerige e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen klager en verweerder over de betaling van de op 7 januari 2020 verzonden declaraties.  

5.2 Het staat een advocaat vrij om betaling van openstaande declaraties te verlangen en daarvoor een betalingsregeling te treffen. Het staat de advocaat ook vrij strikte naleving van de overeengekomen betalingsregeling te verlangen. Van de advocaat mag daarnaast worden verwacht dat hij zijn cliënt duidelijkheid geeft over de consequenties van niet nakoming van overeengekomen betalingsafspraken.

5.3 Het stond verweerder vrij om de betalingsregeling bij niet-nakoming te beëindigen en betaling van de openstaande bedragen te vorderen. Verweerder eiste na beëindiging van de betalingsregeling niet alleen betaling van de openstaande vorderingen, maar ook betaling van de op 7 januari 2020 aan klager toegezonden nieuwe declaraties op de dag dat deze door klager werden ontvangen. Verweerder heeft niet gereageerd op de herhaalde vragen van klager over de -al dan niet- voortzetting van zijn werkzaamheden.

5.4 In de overgelegde e-mailcorrespondentie staat (e-mail van 7 november 2019 van verweerder aan klager) dat bij nakoming van de betalingsregeling de dienstverlening van verweerder gewaarborgd blijft. Vervolgens valt te lezen (e-mails van 7 januari 2020) dat verweerder zich telkens op het standpunt stelt dat hij onmiddellijke betaling van zijn facturen wenst, waarbij hij nalaat te reageren op de zorgen die klager in reactie daarop herhaaldelijk uit over de voortgang van de werkzaamheden en op de vraag naar de bedoeling van verweerder. Voorstelbaar is dat daardoor bij klager, zoals hij stelt, de indruk is gewekt dat verweerder zijn belangen bij gebreke van onmiddellijke betaling niet langer (ten volle) zou behartigen. Uit de e-mail van mr H aan verweerder volgt dat die indruk niet alleen bij klager maar ook bij mr. H was gewekt. Het had op de weg van verweerder gelegen om de indruk, dat hij bij uitblijven van directe betaling van de openstaande declaraties en de facturen van 7 januari 2020 zijn werkzaamheden niet langer voor klager zou voortzetten, bij klager weg te nemen, althans om in ieder geval duidelijkheid te verschaffen. Dit geldt des te meer gelet op het grote belang van de zaak waarin al op 16 januari 2020 een zitting bij het gerechtshof zou plaatsvinden.

5.5 Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om zijn werkzaamheden voor klager te staken. De overgelegde e-mailcorrespondentie wekt echter een andere indruk. Verweerder heeft klager nimmer bericht dat hij de belangen van klager in de procedure onverkort zou blijven behartigen, althans hij heeft de bij klager gewekte indruk, dat hij niet langer vol voor de belangen van klager zou gaan en daartoe zijn werkzaamheden zou voortzetten, niet weggenomen. Verweerder heeft aldus niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Dat klager zich genoodzaakt zag om, gelet op de houding van verweerder in zijn reactie op de herhaalde vragen van klager, de opdracht te beëindigen doet aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder niets af.

         

6 MAATREGEL

6.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde  griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.  

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2;

 

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2022.

 

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

 

 

Verzonden op: 14 maart 2022