Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:46

Zaaknummer

21-599/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht heeft betrekking op de vordering van advocaat op klaagster betreffende zijn declaraties van 22 april 1996 en 26 september 1997. Deze vordering is in 2002 door de toenmalige Raad van Toezicht begroot. Blijkens die begroting moest door de advocaat op deze declaraties een bedrag van (omgerekend naar euro’s) € 435,24 worden gecrediteerd. Klaagster was derhalve in 2002 bekend met de op de advocaat rustende verplichting om tot creditering over te gaan. Voorzitter heeft de juiste maatstaf toegepast en de klacht op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch van 14 maart 2022

in de zaak 21-599/DB/LI

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 16 augustus 2021 op de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 9 maart 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 15 juli 2021 heeft de raad het dossier met kenmerk K21-029 van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 16 augustus 2021 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Op 14 september 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift per email ontvangen op 14 september 2021

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 januari 2022. Daarbij was de gemachtigde van klaagster aanwezig. Verweerder heeft de raad per email van 18 januari 2022 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd en van het verzetschrift van 14 september 2021. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door de gemachtigde van klaagster overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van klaagster en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.

 

2 FEITEN en KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Ten aanzien van de creditering     

 

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

Klachtonderdeel a is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Niet de datum van de beslissing van de Raad van Toezicht maar de datum van 5 oktober 2018 geldt als datum waarop de termijn van artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet ingaat; Klaagster heeft jarenlang geprobeerd haar met cijfers onderbouwde vordering op verweerder te verhalen. Verweerder dwingt klaagster nu weer om een bedrag te betalen, wat aantoonbaar onjuist is.

Klaagster heeft ter toelichting op het verzet het volgende naar voren gebracht.

3.2     Klaagster heeft haar klacht pas later dan drie jaren na het eerste verzoek om creditering ingediend, omdat zij eerst heeft geprobeerd om via haar advocaat en gevoerde procedures verweerder zover te krijgen om uiteindelijk tot creditering over te gaan.

3.2     De datum van 5 oktober 2018 (de datum waarop verweerder stelde nog een vordering van € 1.395,08 op klaagster te hebben) geldt als de datum waarop verweerder definitief niet tot creditering wenst over te gaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden hebben enkel betrekking op de beoordeling van de voorzitter van klachtonderdeel a) waarin klaagster verweerder het volgende verwijt: “Verweerder heeft nagelaten conform de begroting door de Raad van Toezicht een bedrag van € 435,24 te crediteren”. De voorzitter heeft klachtonderdeel a) met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster komt in verzet hiertegen op stellende dat 5 oktober 2018 als aanvangsdatum heeft te gelden voor de termijn zoals bedoeld in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet. Klaagster voert als verzetsgrond aan dat pas op 5 oktober 2018 voor klaagster vast stond dat verweerder niet tot creditering van het bedrag van € 435,24 zou overgaan.  De raad volgt klaagster hierin niet. Klachtonderdeel a) heeft betrekking op de vordering van verweerder op klaagster betreffende zijn declaraties van 22 april 1996 en 26 september 1997. Deze vordering is in 2002 door de toenmalige Raad van Toezicht begroot. Blijkens die begroting moest door verweerder op deze declaraties een bedrag van (omgerekend naar euro’s) € 435,24 worden gecrediteerd. Klaagster was derhalve in 2002 bekend met de op verweerder rustende verplichting om tot creditering over te gaan. Dit betekent dat de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet bedoelde termijn is ingegaan in 2002.

4.3 De raad is van oordeel dat de verzetgronden van klaagster niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

         

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2022.

 

Griffier                                                           Voorzitter

 

 

Verzonden op: 14 maart 2022