Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2022:54

Zaaknummer

210386

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Klager heeft in zijn beroep aangevoerd dat in de beslissing van de raad geen melding wordt gemaakt van een telefoonlijst/gesprekken. Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad volgt dat de telefoonlijst(en) en telefoongesprekken waar klager op doelt tijdens de zitting aan bod zijn gekomen. Uit rechtsoverweging 2.1 van de bestreden beslissing blijkt dat de raad de op de zitting afgelegde verklaringen bij de beoordeling heeft betrokken. De beroepsgrond van klager mist daarom feitelijke grondslag. Het hof bekrachtigd de beslissing van de raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 14 maart 2022in de zaak 210386

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 22 november 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 21-395/DH/DH]). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2021:212 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 15 december 2021 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:- de beslissing en het proces-verbaal van de raad;- het verweerschrift van verweerder van 8 februari 2022. 2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. In hoger beroep is er geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:(..)b) verweerder niet reageerde op telefoontjes en berichten van klager. Klager werd te kennen gegeven dat hij niet te vaak moest bellen en dat hij geduld moest hebben.

5 BEOORDELING

omvang hoger beroep5.1 In het hoger beroep heeft klager een beroepsgrond gericht tegen klachtonderdeel b). Tegen klachtonderdeel a) is geen (kenbare) beroepsgrond gericht, zodat het hof daar niet op zal beslissen.

overwegingen raad5.2 De raad heeft klachtonderdeel b) ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de raad geen grond heeft om te twijfelen aan de verklaring van verweerder dat hij telefonisch met klager heeft gecommuniceerd over de zaak. Verder is overwogen dat het verzuim van verweerder om de aan klager verstrekte informatie schriftelijk vast te leggen van onvoldoende gewicht is om te leiden tot de conclusie dat verweerder onzorgvuldig of onbetamelijk heeft gehandeld.

beroepsgronden5.3 Klager heeft in zijn beroep – kort samengevat en naar het hof begrijpt – aangevoerd dat in de beslissing van de raad geen melding wordt gemaakt van de telefoonlijst en de telefoongesprekken. Daarnaast heeft de raad in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel gehandeld door de door klager opgestuurde telefoonlijst niet bij de stukken te betrekken.

verweer in beroep5.4 Verweerder heeft – kort samengevat – als verweer gevoerd dat de door klager genoemde telefoonlijsten tijdens de zitting bij de raad ter sprake zijn gekomen en dat dit ook blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 11 oktober 2021. Verweerder vindt dat het beroep geen kans van slagen heeft.

overweging hof5.5  Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad volgt dat de telefoonlijst(en) en telefoongesprekken waar klager op doelt tijdens de zitting aan bod zijn gekomen. Uit rechtsoverweging 2.1 van de bestreden beslissing blijkt dat de raad de op de zitting afgelegde verklaringen bij de beoordeling heeft betrokken. De beroepsgrond van klager mist daarom feitelijke grondslag. De raad hoefde in de beslissing niet uitdrukkelijk in te gaan op deze telefoonlijst, omdat deze lijst niet tot een andere afweging leidt dan door de raad is gedaan. De beroepsgrond treft daarom geen doel. Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof zal de beslissing van de raad dan ook bekrachtigen.

 

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 bekrachtigt de beslissing van 22 november 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 21-395/DH/DH.

Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G. Creutzberg en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.                                                                         griffier  voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 14 maart 2022.