Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-03-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:38
Zaaknummer
21-431/DB/OB
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. De gronden van verzet die door klager worden aangevoerd zijn een herhaling van zijn klacht. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 7 maart 2022
in de zaak 21-431/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 8 juli 2021 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 augustus 2020 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 18 mei 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|20|160K van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 8 juli 2021 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 8 juli 2021 verzonden aan partijen.
1.4 Op 9 augustus 2021 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 9 augustus 2021 ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 januari 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. Klaagster heeft de raad bericht niet aanwezig te zullen zijn.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Verweerder heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht aan de hand van door hem ter zitting overgelegde spreekaantekeningen en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, alhans ongegrondverklaring van het verzet.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
1. anders dan de voorzitter heeft geoordeeld, volgt uit de overgelegde processen-verbaal van getuigenverhoor en de daarop door klaagster gegeven toelichting, de wetenschap van de Duitse zaak, de houding van verweerder, het gemis van kennis bij verweerder en de juridische vertaalslag en het ontbreken van elke inzet bij verweerder, dat de kwaliteit van dienstverlening niet aan de daarvoor geldende professionele standaard voldeed, zodat de beslissing van de voorzitter onjuist en in strijd met de feiten en gang van zaken is.
2. het inschatten van de slagingskansen, zoals door de voorzitter in het kader van de professionele standaard genoemd, is in het geheel niet besproken of voorafgaand aan de orde gesteld.
3. anders dan de voorzitter heeft geoordeeld, is van een gemotiveerde betwisting door verweerder van de verweten gedragingen in het geheel geen sprake, waarbij geldt dat de door klaagster overgelegde bewijsmiddelen afdoende bewijs vormen voor de wijze waarop verweerder jegens gedaagde heeft gehandeld.
4. anders dan de voorzitter heeft geoordeeld, was verweerder niet of slecht bereikbaar en communiceerde niet hij, maar zijn hbo-stagiaire met klaagster, zodat van een rechtstreekse relatie tussen verweerder en klaagster geen sprake was.
5. de voorzitter heeft miskend dat onttrekking door een advocaat behoedzaam dient te geschieden zonder dat dit schade of nadeel voor de cliënt oplevert. Verweerder heeft zich gedurende lange tijd niet gemeld, was niet bereikbaar voor overleg, was niet bereid om een gesprek (bij de deken) aan te gaan en heeft onprofessioneel gehandeld. Van verzachtende omstandigheden is geen sprake.
6. de voorzitter heeft onterecht niet in de beoordeling betrokken dat verweerder geen bewijs heeft overgelegd van zijn melding van de aansprakelijkstelling bij zijn verzekeraar.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden van het verzet niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot, U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 maart 2022