Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-02-2022
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2022:31
Zaaknummer
22-034/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Voor zover de klacht zet op de wijze waarop verweerder op verzoeken van de deken heeft gereageerd is de klacht kennelijk-niet ontvankelijk omdat klaagster bij die klacht geen eigen belang heeft. Voor zover de klacht ziet op de wijze waarop verweerder zijn cliënte bijstaat in de afwikkeling van de nalatenschap is de klacht kennelijk ongegrond omdat verweerder de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenboschvan 24 februari 2022
in de zaak 22-034/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 12 januari 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 12 januari 2022 met kenmerk, K21-060 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder is in het verleden opgetreden als advocaat van wijlen de heer R, zijnde klaagsters ex-echtgenoot (hierna: “de man”) in een procedure betreffende de verdeling na echtscheiding. De man was een voormalig profvoetballer die leed aan de ziekte ALS. De man is op 18 september 2019 ten gevolge van deze ziekte overleden. Na het overlijden van de man heeft verweerder de procedure namens mevrouw V, zijnde de weduwe van de man, voortgezet.
1.2 Verweerder treedt thans tevens op als advocaat van mevrouw V in een procedure betreffende de afwikkeling van de nalatenschap.
1.3 Op 4 mei 2021 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
1. Verweerder heeft de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid overschreden dan wel inbreuk gemaakt op de belangen van de wederpartij;
2. Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling;
3. Verweerder heeft bewust feitelijke gegevens verstrekt waarvan hij weet dat die onjuist zijn.
2.2 Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:
Verweerder heeft onbevoegd procedures tegen klaagster aanhangig gemaakt althans onvoldoende onderzoek gedaan naar de bevoegdheid van zijn cliënte. Er is sprake van belangenverstrengeling nu verweerder optreedt als advocaat in een nalatenschap waarin en waarbij klaagster ook betrokken is. Ook heeft verweerder niet gereageerd op verzoeken van de deken. Tot slot heeft verweerder in strijd met de waarheid verklaard over de verklaring van erfrecht.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De cliënte van verweerder en klaagster zijn verwikkeld in een geschil betreffende de afwikkeling van de nalatenschap. Verweerder heeft zich in opdracht van zijn cliënte tot de rechter gewend. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder hiervan valt te maken. Het staat een advocaat vrij om in overleg met zijn cliënt de aanpak van een zaak te bepalen. Verweerder mocht daarbij afgaan op de juistheid van de informatie van zijn cliënte. Dat de aanpak van de zaak in deze kwestie klaagster niet welgevallig was, betekent niet dat verweerder de grenzen van de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt heeft overschreden. Dat verweerder de belangen van klaagster nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad is op basis van de overgelegde stukken niet gebleken, noch dat hij feiten heeft gesteld waarvan hij de onjuistheid kende. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om een oordeel te geven over de bevoegdheid en ontvankelijkheid van partijen in de civiele procedure. De beoordeling van de in de civiele procedure over en weer ingenomen standpunten komt toe aan de rechter. Terzake komt de raad geen bevoegdheid toe. In zoverre is de klacht kennelijk ongegrond.
4.3 De voorzitter heeft op basis van de overgelegde stukken niet kunnen vaststellen dat sprake is van belangenverstrengeling. Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht onvoldoende onderbouwd. Ook dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de voorzitter kennelijk ongegrond.
4.4 Klaagster verwijt verweerder tot slot dat deze niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken. De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De voorzitter is van oordeel dat klaagster niet kan klagen over de wijze waarop verweerder op verzoeken van de deken heeft gereageerd. Niet is gebleken dat klaagster door het door haar gestelde handelen van verweerder rechtstreeks in haar eigen belang is getroffen. De voorzitter zal de klacht, voor zover deze ziet op de wijze waarop verweerder op verzoeken van de deken heeft gereageerd, daarom met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, voor zover deze ziet op de wijze waarop verweerder op verzoeken van de deken heeft gereageerd, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk; de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 februari 2022