Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-03-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:36

Zaaknummer

22-121/DB/OB

Inhoudsindicatie

Advocaat van de wederpartij. Dat de door de advocaat namens haar cliënten naar voren gebrachte stellingen klager c.s. niet welgevallig waren betekent niet dat die advocaat opzettelijk feiten naar voren heeft gebracht waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren noch dat zij heeft gelogen.Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenboschvan 4 maart 2022

in de zaak 22-121/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerster

 

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 14 februari 2022 met kenmerk 48/21/086K, door de raad per e-mail ontvangen op 14 februari 2022, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12. De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de e-mail van klager van 15 februari 2022, met bijlagen.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Op 31 december 2016 is in de aan elkaar verbonden panden aan de V.-straat 30, 32 en 34 te B. brand uitgebroken. Als gevolg daarvan zijn deze panden geheel uitgebrand en verwoest. Klager was (mede)eigenaar van een leegstaande woning en bedrijfspand gelegen op nummer 30. De familie N, verder te noemen N, was eigenaar van de woning op nummer 32.

1.2 Klager en de echtgenote van klager zijn vennoot in de vof HWW, verder HWW. Namens HWW en de beide vennoten is een procedure gestart tegen N. Verweerster heeft N in de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep bijgestaan. Het geschil tussen partijen had betrekking op de vraag of de brand in de woning al dan niet was veroorzaakt door het in de woning van N gerealiseerde rookgasafvoerkanaal.

1.3 De rechtbank heeft N aansprakelijk gehouden voor de door klager geleden schade. Verweerster heeft namens N hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 18 juli 2018. Het gerechtshof heeft klager bij tussenarrest van 26 november 2019 in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van zijn stelling dat het rookgasafvoerkanaal in strijd met het Bouwbesluit 2012 en andere veiligheidsnormen was aangelegd. Door beide partijen zijn deskundigen ingeschakeld.

1.4 Verweerster heeft bij akte van 12 januari 2021 kenbaar gemaakt dat haar cliënte een reconstructie wenste te laten uitvoeren. Verweerster ontving op 2 mei 2021 bericht dat de reconstructie op 12 mei 2021 zou worden uitgevoerd. Verweerster heeft de advocaat van klager hiervan op 3 mei 2021 in kennis gesteld. 

 

2 KLACHT 

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klager nodeloos geschaad.

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       Verweerster heeft voor de rechtbank gelogen. Verweerster heeft rapporten verdraaid en ingekort uitgelegd en verklaringen van deskundigen uit zijn verband gerukt. Verweerster heeft de procesgang vertraagd/gefrustreerd door een aantal keren uitstel te vragen wegens ziekte, heeft processtukken niet tijdig toegestuurd en klager geen gelegenheid gegeven tot een reactie op de bij antwoordakte overgelegde produkties. Verweerster heeft geen verklaringen van getuigen afgenomen en als ze wel zijn  afgenomen de getuigen beïnvloed en de verklaringen niet ondertekend en ingekort aan klager ter beschikking gesteld. Verweerster heeft nagelaten klager tijdig op de hoogte te stellen waar de reconstructie zou plaatsvinden.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De cliënten van verweerster en klager c.s zijn verwikkeld in een geschil omtrent de oorzaak van de uitbraak van de brand op 31 december 2016. Door beide partijen zijn deskundigen ingeschakeld en is bewijs van hun stellingen aangeboden. Het was de taak van verweerster om het standpunt van haar cliënten te verwoorden en in overleg met haar cliënten de aanpak van de zaak te bepalen. Voor zover klager c.s. zich hierin niet konden vinden lag het op hun weg zijn standpunt aan de rechter voor te leggen en zijn stellingen met bewijs te onderbouwen. Dat de door verweerster namens haar cliënten naar voren gebrachte stellingen klager c.s. niet welgevallig waren betekent nog niet dat zij opzettelijk feiten naar voren heeft gebracht waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren en evenmin dat zij heeft gelogen. Partijen waren het gewoonweg niet eens over de feiten en hebben hun visie daarop in de procedure weergegeven. Het is vervolgens aan de rechter om de standpunten van partijen en het aangedragen bewijs te beoordelen en daarover een uitspraak te doen. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

4.3 Ook overigens valt niet in te zien welk verwijt verweerster tuchtrechtelijk valt te maken. Verweerster heeft de advocaat van klager de dag nadat zij had kennis genomen van de datum waarop de reconstructie zou plaatsvinden hierover geïnformeerd. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster de procedure  nodeloos heeft vertraagd met het doel de belangen van klager nodeloos te schaden. Het staat een advocaat vrij om in een procedure een verzoek om uitstel in te dienen. Het is vervolgens aan het behandelend rechterlijk college hierop een besluit te nemen. Verweerster heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Niet gebleken is dat zij haar verzoeken op oneigenlijke gronden heeft ingediend danwel het gerechtshof anderszins heeft misleid.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2022.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

Verzonden op: 4 maart 2022