Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2022:17

Zaaknummer

21-561/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 februari 2022 in de zaak 21-561/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 oktober 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 3 september 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.1.2    Op 28 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/42 cij/so van de deken ontvangen. 1.3    Bij beslissing van 6 oktober 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde dag verzonden aan partijen.1.4    Op 5 november 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 januari 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klager. 1.7    Op verzoek van de raad heeft klager op 17 januari 2022, na de zitting, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel toegezonden van de stichting. 

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.2.2    De klacht is niet alleen ingediend door klager, maar ook door de in 1.1. van de voorzittersbeslissing bedoelde stichting. 2.3    De voorzitter heeft miskend dat de in deze klachtzaak gewraakte uitlatingen van verweerder op Facebook onder het door verweerder gebruikte pseudoniem [pseudoniem] verband houden met zijn beroepsuitoefening en zijn hoedanigheid van advocaat.2.4    De mededelingen van een vriend over klager en de stichting waren volgens de stelling van verweerder aanleiding voor zijn uitlatingen als [pseudoniem] op Facebook. Deze vriend is volgens klager een bouwondernemer die (bij de rechtbank) procedeert over een aantal projecten.2.5    Volgens klager staat vast dat verweerder zijn vriend “in het politieke circuit heeft geïntroduceerd, namelijk de [politieke pertij] waar hij toen secretaris was”. Verweerder was verder op de hoogte van procedures die tegen zijn vriend liepen in verband met twee bouwprojecten. Voor verweerder was dat aanleiding voor zijn post op Facebook. Verweerder heeft “hiermee, bewust, de publieke opinie ten gunste van zijn bevriende projectontwikkelaar (…) proberen te beïnvloeden, ten koste van de goede naam van klager”. Hiermee is volgens klager voldoende verband aangetoond tussen de uitlatingen van verweerder en “mogelijk juridische procedures tegen degenen die (…) verweerder via zijn uiting op Facebook tracht te beschermen”.2.6    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING 4.1    De raad stelt voorop dat de voorzitter er terecht van uit is gegaan dat de klacht slechts is ingediend door klager en niet ook door de stichting. De raad overweegt dat uit het klachtformulier niet blijkt dat de klacht ook door of namens de stichting is ingediend. Uit de repliek van 28 september 2020 blijkt evenmin ondubbelzinnig dat de klacht ook door of namens de stichting is ingediend. Het verzet slaagt daarom niet op dit punt. 4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.4.3    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetsgronden niet slagen. De raad onderschrijft de beslissing van de voorzitter; zij heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad voegt toe dat op de zitting door verweerder is bevestigd dat de aanleiding voor zijn uitlating op internet een kwestie is tussen klager en de stichting enerzijds en een vriend van verweerder anderzijds. Verweerder heeft op de zitting echter ook onbetwist gesteld dat hij niet als advocaat optreedt voor deze vriend (in de betreffende kwestie). De voorzitter is aldus terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat geen verband bestaat tussen de uitlating van verweerder op Facebook en zijn beroepsuitoefening. 4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, P.J.E.M. Nuiten, M. Laning en A. Schaberg, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2022.